start > klassieke teksten > verdieping > notitie
De Zeven meesters van Jianan
werk in ontwikkeling
A. Bronteksten
Cao Pi - Lunwen (fragment)
Fragment uit de Lunwen van Cao Pi
Engelse vertaling van Stephen Owen:
The literary men of this day are K‘ung Jung [153-208], called Wen-chü, of the state of Lu; Ch‘en Lin [d. 217], called K‘ung-chang, of Kuang-ling; Wang Ts'an [177-217], called Chung-hsüan, of Shang-yang; Hsü Kan [170-217], called Wei-ch‘ang, of Pei-hai; Juan Yü [ca. 165-212], called Yüan-yü, of Ch‘en-liu; Ying Ch'ang [d. 217], called Tê-lien, of Ju-nan; and Liu Chen [d. 217], called Kung-kan, of Tung-p'ing. These seven masters have omitted nothing in their learning, have no borrowed colors in their diction (tz'u). Yet they have found it most difficult to all gallop together a thousand leagues, side by side with equal pace on their mighty steeds, and thus to pay one another due respect. (Stephen Owen 1992 p 60)
Xie Lingyun - Imitaties (fragment)
Xie Lingyun - Imitaties (fragment)
Het artikel van Rebecca Doran (2011) bevat een appendix met daar in haar Engelse vertaling van het voorwoord en de kleine voorwoorden bij de afzonderlijke gedichten. Ik geef tussen klemmen [] een bewerking van de vertaling.
The Crown Prince of Wei [De kroonprins van Wei]
At the end of the Jian'an reign period, I spent time in the palace at Ye. In the mornings we went on pleasure excursions and in the evenings we banqueted. We experienced completely the furthermost extremes of joy. In this world, auspicious times, beautiful scenery, appreciative friends, and happy affairs are rarely found together. Now as for the accomplishments of my brothers and companions, they all completed this ideal. Since ancient times, this type of pleasure has never been recorded in ledger-books. Why is this?
In the time of King Xiang of Chu, there were Song Yu, Tang Lao, and Jing Cha. In the time of the Filial King of Liang, there were Zou Yang, Mei Sheng, Yan Ji, and Sima Xiangru. These companions were truly beautiful, yet their masters were not very literary.
In Han Wudi's time, Xu Le and the many talents were skilled in the art of conversation, yet the emperor was suspicious of them; under these circumstances, how could they obtain comfort in conversing with him? I am not trying to deceive future generations, and I suppose there will definitely be more worthy people then than those alive today. Time flows swiftly past, and they fall and will soon be extinguished. In selecting literature and remembering of [these] people and thinking of the past, I am increasingly sad.
[parafrase: Aan het einde van de Jian'an-periode bracht ik tijd door in het paleis van Ye.
's Ochtends maakten we plezieruitstapjes en 's avonds hielden we banketten. We beleefden extatische vreugde. In deze wereld komen voorspoed, prachtige landschappen, waarderende vrienden en gelukkige gebeurtenissen zelden tegelijk samen voor. Met de prestaties van mijn broers en metgezellen, bereikten we dat ideaal wel. Sinds de oudheid is dit soort plezier nooit in boeken vastgelegd. Waarom is dat?
In de tijd van koning Xiang van Chu waren er Song Yu, Tang Lao en Jing Cha. In de tijd van de Filiale Koning van Liang waren er Zou Yang, Mei Sheng, Yan Ji en Sima Xiangru. Deze metgezellen waren werkelijk prachtig, maar hun meesters waren niet erg literair.
In de tijd van Han Wudi waren Xu Le en de vele talentvolle mannen bedreven in conversatie, maar de keizer wantrouwde hen. Hoe zouden ze onder die omstandigheden troost kunnen vinden in hun gesprekken met hem? Ik probeer toekomstige generaties niet te misleiden en ik veronderstel dat er zeker meer waardige mensen zullen zijn dan degenen die nu leven. De tijd stroomt snel voorbij, en ze vallen en zullen spoedig verdwijnen. Ik wordt steeds verdrietiger als ik hun literatuur aan het selecteren ben, de herinneringen aan hen ophaal en nadenk over het verleden ]
Wang Can
His family was originally from Qinchuan, and he was the descendant of an aristocratic family.
He encountered disorder and wandered in exile. Because of this, he grieved with deep emotion.
[ Zijn familie kwam oorspronkelijk uit Qinchuan, en hij was een afstammeling van een adellijke familie. Hij stuitte op chaos en zwierf rond in ballingschap. Hierdoor rouwde hij met diepe emoties. ]
Chen Lin
He was a gentleman who was recorded in the writings of Yuan Benchu (Yuan Shao), so he often wrote about affairs of loss and disorder.
[ Hij was een heer die vermeld werd in de geschriften van Yuan Benchu (Yuan Shao), dus schreef hij vaak over zaken van verlies en wanorde. ]
Xu Gan
In his youth he had no desire to be an official and had the longing to be a recluse, so in entering service he had many misgivings/hesitations.
[ In zijn jeugd had hij geen zin om ambtenaar te worden en verlangde hij ernaar kluizenaar te zijn, dus had hij veel twijfels om in dienst treden. ]
Liu Zhen
An unusually talented person who excelled [in a single genre], his writings had the most energy.
[ Een buitengewoon getalenteerd persoon die uitblonk in een enkel genre, zijn geschriften hadden de meeste energie. ]
Ying Yang
A gentleman from Ruying, he wandered lost in the world and has many sighs about drifting in poverty.
[ Een heer uit Ruying, hij zwierf verloren rond in de wereld en slaakte veel zuchten over het leven in armoede. ]
Ruan Yu
He served as a secretary of records, so he has words of great kindness.
[ Hij diende als secretaris van de archieven, dus zijn woorden zijn vol vriendelijkheid. ]
Earl of Pingyuan (Cao Zhi) - Graaf van Pingyuan (Cao Zhi)
He did not succeed in worldly affairs, and only made beautiful his roaming. Yet he frequently voiced the sights of a depressed life!
[ Hij slaagde niet in wereldse zaken, maar verfraaide alleen zijn omzwervingen. Toch uitte hij vaak de sombere kanten van een depressief leven! ]
B. Notitie
De zeven meesters van Jian'an (Jian’an qizi 建安七子) 1 is een groep geleerden uit de oostelijke Han dynastie die hun naam te danken hebben aan de Jianan-periode (196-219). Een periode die bekend staat als de bakermat van de klassieke Chinese poëzie. 2
1. Inleiding
De Jian'an-periode (196–219) is de laatste regeerperiode van de Oostelijke Han dynastie. Jian'an is een aanduiding van een specifieke regeerperiode (Nianhao (年號) van een keizer 3, maar tegelijkertijd is Jian'an ook de naam van een literaire periode geworden die ongeveer samenvalt met die politieke periode. De Jian'an literaire periode begint rond 190 en loopt tot de dood van Cao Zhi in 232.
Die naam heeft het ook te danken aan de zogenoemde Zeven wijzen van Jian'an, een groep literaten uit de hofhouding van krijgsheer en latere koning Cao Cao en zijn zoon Cao Pi die in de loop der eeuwen een canonieke status verkreeg.
In deze notitie ga ik kort in op de poëzie uit de Jian'an periode. Daarna volgt een korte schets van de hofhouding van Cao Cao en zijn literaten. Vervolgens beschrijf ik de ontstaansgeschiedenis van de Zeven wijzen van Jian'an
2. De jian'an poëzie
De Jian’an periode markeert een duidelijk overgangsstadium in de ontwikkeling van de shi-poëzie. Het was een combinatie van oude poëtische tradities en was tegelijk een anticipatie op nieuwe richtingen die de poëzie later zou inslaan.
Aan het einde van de Han-dynastie werd het pentasyllabische gedicht, d.w.z. het gedicht met vijf karakters per regel, de belangrijkste dichtvorm. Traditioneel was dat het gedicht met vier karakters per regel. Tegelijk zien we de eerste vormen verschijnen van wat later de lǜshī (律詩 – het gereguleerde gedicht) zou worden. Deze dichtvorm kenmerkt zich door strikte regels met betrekking tot structuur, toon en rijm en was de belangrijkste dichtvorm van Tang-dynastie (618-907).
Ook inhoudelijk zien we vernieuwingen. Traditionele thema’s - zoals oorlog, sociale onrechtvaardigheid, de eenzaamheid van vrouwen gescheiden van hun mannen, hofvieringen en geschiedenis - werden uitgebreid met nieuwe thema's. Die waren van een meer persoonlijke, toevallige aard, vaak in de vorm van versbrieven, lofprijzingen, het streven naar Daoïstische onsterfelijkheid, enzovoort.
Een vergelijkbare verbreding van thema’s in de Jian’an periode zien we ook voor de fu, de rapsodie of rijmproza. In het geval van bijvoorbeeld Shijing (Het klassieke boek der Oden), de Chuci (de Liederen van Chu), de volkspoëzie (yuefu) en vroege Han rijmproza (fu). Op zijn beurt werd de Jian'an periode zelf een model en inspiratie voor de latere ontwikkeling van de poëzie.
(Bron: Ronald Miao 1982 pag x-xii)
3. De literaire salon van de Cao Cao familie
Men denkt vaak dat de Jian'an-literatuur vooral bloeide dankzij de literaire interesses van Cao Cao en zijn zonen. Het is zeker waar dat krijgsheer Cao Cao en zijn twee zonen, Cao Pi en Cao Zhi, tot de voornaamste beschermers van de literatuur behoorden. In Xuchang, waar Cao Cao in 196 de laatste Han-keizer (Xian, regeerperiode 190–220) onder zijn "bescherming" had genomen, verzamelde zich in de vroege jaren van de Jian'an-periode een aantal vooraanstaande schrijvers. De bloei van de Jian'an literatuur zien we vooral toen de Cao's zich 204 in de nieuwe hoofdstad Ye vestigden. Deze stad kreeg al snel de status van cultureel centrum4.
Toch is het misleidend te beweren dat de Jian'an-literatuur uitsluitend een product was van de literaire salon van de Cao-familie. In feite werden de vroegste werken van de Jian'an-literatuur geschreven aan het hof van Liu Biao (gestorven in 208), een krijgsheer en vijand van Cao Cao. Zo traden de literaten Handan Chun (ca. 130–ca. 225), Wang Can en Po Qin in 193 toe tot het hofgezelschap van Liu Biao. Wang Can bracht vijftien jaar door in Jingzhou waar Liu Biao zetelde. In deze tijd schreef hij enkele van zijn beroemdste gedichten, waaronder het tweede van zijn “Zevenvoudige smart” (Qī'āi shī 七哀詩). Na de overgave van Liu Biao's zoon aan Cao Cao in 208 verschoof het centrum van literaire activiteit naar de salon van de Cao-familie in Ye.
Veel van de werken die werden geschreven voor de bijeenkomsten in Ye zijn groepscomposities geschreven in de vorm van rijmproza (fu). Sommige zijn korte stukken over kostbare voorwerpen die aan de Cao-familie werden aangeboden. Een andere soortgelijke groep van fu gaat over de juqu of musāragalva, een kostbare steen, mogelijk koraal, die een van de zeven kostbaarheden van de Westelijke Regio's was. De fu was toendertijd ook het belangrijkste poëtische genre. Er zijn zo'n 240 fu bekend uit de Jian'an-periode. Hoewel veel van deze stukken fragmenten zijn, toont het overgeleverde corpus een grote variëteit aan fu-werken.
De Cao-familie organiseerde ook tal van feesten waarbij de gastheer en de gasten gedichten componeerden. Die feesten waren in politiek en cultureel opzicht van belang. Door zijn gasten voedsel, drank en vermaak te bieden droeg de vorstelijke gastheer bij aan hun fysieke en spirituele welzijn. Tegelijkertijd toont hij zijn rijkdom en macht. Hij voorziet in eten en drinken, en zij brengen in ruil daarvoor poëzie en lof. Zo waren deze vorstenbanketten een ideale plek voor een heer en zijn ambtenaren om de onderlingen sociale banden te versterken. Het thema voedsel en drank zien we regelmatig terug in de poëzie uit die tijd.
Het groepsgewijs componeren, in de zin van dichters die schrijven over een gemeenschappelijk thema, was een kenmerkend element van de Jian'an periode 5. Soms waren dit gelegenheidsgedichten die werden geschreven voor de uitjes, banketten en drinkpartijen in Ye. Deze gedichten werden later door historici gebruikt om de periode te definiëren.
We zien het o.a. terug in de imitatiegedichten van Xie Lingyun (385–433), in de Wanxin Dialong van Liu Xie (ca. 465–ca. 532) en de Wen Xuan van Xiao Tong (501–531).
(Bron: Owen 2010 p166-170, Cutter 2018, p4, Cutter 2021, pag xxviii)
4. De zeven wijzen van Jian'an
De Jian'an-periode was een tijd van veel debat en discussie en het discours (lun) was een veel voorkomende literaire vorm. Discoursen omvatten zowel afzonderlijke essays als grote verzamelingen essays. Zo stelde Cao Pi (187–226), de toenmalige kroonprins van Wei, in 217 de Dian lun samen, een verzameling van zo'n twintig essays over tal van onderwerpen. Het enige complete essay in deze verzameling dat is overgeleverd is de Lun-wen 論文 (discours over Literatuur).
In dat essay noemt Cao Pi zeven meesters of literaten bij naam (zie noot 1). Hij herdacht zijn overleden vrienden door hun geschriften te redigeren om hen zo onsterfelijk te maken. (Tian Xiaofei 1992 p 12). En dit is het begin van de Zeven meesters van Jian'an.
Enkele eeuwen later schreef Xie Lingyun (385-433) een serie imitatiegedichten waarin hij Cao Pi en de Zeven meesters imiteerde 6. Dit droeg bij aan de verdere canonisatie van deze groep literaten.
Zowel het essay van Cao Pi als de imitatiegedichten werden opgenomen in het gezaghebbende Wenxuan. Dat zorgde ervoor dat we vandaag de dag deze teksten kunnen lezen.
4.1. Cao Pi (187-226)
In het essay Lun Wen (uit de bundel Dian Lun) noemt Cao Pi zeven meesters / literatoren bij naam. Zie hierboven onder A. Het zijn Kong Rong [153-208] ; Chen Lin [overleden in 217]; Wang Can [177-217]; Xu Gan [170-217], Ruan Yu [ca. 165-212]; Ying Chang [overleden in 217], en Liu Zhen [overleden in 217].
Deze zeven meesters wisten alles, en hun woorden waren zeer eigen (have no borrowed colors in their diction). Toch vonden ze het buitengewoon moeilijk om samen te werken en lekaar te respecteren. In de taal van Cao Pi: 'to all gallop together a thousand leagues, side by side with equal pace on their mighty steeds'
Stephen Owen licht toe: Cao Pi suggereert dat elk van de genoemde schrijvers zijn eigen sterke kanten heeft maar blind is voor zijn eigen zwakheden. Hun onvermogen om "zij aan zij te galopperen met gelijke pas" draagt de verborgen metafoor van een paardenrace: allen streven ernaar om te "winnen", om erkend te worden (door de heerser of het nageslacht), maar allen zijn in hun krachten volkomen gelijk. Elk beschikt slechts over een deel van de excellentie; niemand is "volledig", want volledige perfectie zou hen boven afgunst plaatsen. Toch is ieder compleet in kennis en de originaliteit van zijn schrijven.
Cao Pi vervolgt in zijn Lunwen met een korte beoordeling van de zeven meesters. Enkele voorbeelden:
"Wang Can is bedreven in het schrijven van poëtische exposities en rapsodieën. Xu Gan vervalt soms in een wat onsamenhangende stijl, maar hij is nog steeds Wang Can’s gelijke."
"Ying Yang’s stijl is harmonieus, maar niet krachtig. Liu Zhen’s stijl is krachtig, maar niet grondig. Kong Rong’s gevoelens zijn verheven en subtiel, en er is iets buitengewoons aan hem; maar hij kan geen betoog volhouden, en zijn stellingen worden vaak geschaad door zijn retorische drang." (vertaling op basis van Mair 2005 p231-232).
Er is iets opvallends in de keuze van Cao Pi. Op het moment dat Cao Pi dit hoofdstuk schreef was elk van deze zeven mannen overleden. De meeste van hen stierven in 217. Dat is het jaar waarin China werd getroffen door een grote pestepidemie en velen stierven in dat jaar 7.
Cao Pi, herdacht zijn overleden vrienden door hun geschriften te redigeren. In combinatie met zijn waardering van korte belletristische genres, markeerde Cao Pi's compilaties het ontstaan van literaire auteurs met een eigen naam. Daarvoor speelde het begrip auteur nog nauwelijks een rol.
(bron: Tian Xiaofei 2018, Stephen Owen 1992)
4.2. Xie Lingyun (385-433)
Xie Lingyun is vooral bekend als de landschapsdichter. Hij schreef ook een opmerkelijke reeks gedichten elk geschreven in de stijl en stem van een van de Jian’an-dichters, met een voorwoord van “Cao Pi.” Zie noot 5
Zijn imitatiegedichten verkennen de individuele geschiedenissen van de Jian'an-meesters en hoe zij deel gingen uitmaken van de kring rond Cao Cao en zijn zonen, Cao Pi en Cao Zhi.
Het voorwoord en de eerste imitatie nemen ogenschijnlijk de stem van Cao Pi aan. Hij had een grote interesse in literatuur en wordt geportretteerd als de leider van de literaire groep. De overige zeven imitaties zijn gewijd aan zes van de hierboven genoemde meesters. In zijn gedichten heeft Xie Linyuan Kong Rong, nog een van de zeven bij Cao Pi, ingewisseld voor Cao Zhi. Dat is begrijpelijk want Cao Zhi gold al in de tijd van Xie LIngyun als een van de belangrijkste en meest getalenteerde dichters van zijn tijd. Gezien de onderlinge spanning tussen de broers Cao Pi en Cao Zhi is het ook begrijpelijk dat Cao Pi zijn broer niet wilde opnemen in zijn lijstje.
In zijn imitatiegedichten benadrukt Xie Lingyuan een beweging naar het centrum d.w.z. een beweging naar het koninklijke hof.
Veel van de meesters dienden eerst onder andere heersers/krijgsheren voordat ze trouw zwoeren aan Cao Cao, die actief getalenteerde mannen uit verschillende regio's naar zijn hof haalde. In de biografieën van de Jian'an-meesters zien we het terugkerende thema van een beweging naar het centrum. We zien een patroon van ontworteling en uiteindelijke trouw aan Cao. Ondanks suggesties van onderliggende gevaren en onrust, zoals Liu Zhen's strenge straf voor een kleine overtreding en Ruan Yu's verzet tegen sommige van Cao Cao's beleid, is de algemene trend er een van convergentie naar een gemeenschappelijke kern. Opvallend is dat Cao Zhi, die als keizerlijke nakomeling een ander pad volgde dan de andere Meesters, nu door Xie Lingyan erkend wordt als verreweg de meest superieure dichter onder de mannen van de Jian'an-periode. Mannen die misschien beroemder zijn vanwege de legendevorming rond hun literaire bijeenkomsten dan om hun feitelijke poëzie. (Doran p54)
Behalve het gedicht van Cao Pi beginnen de imitaties allemaal met een kort voorwoord waarin de herkomst van de dichter en de basiskenmerken van zijn poëzie worden vermeld. In elk van de gedichten van de Jian'an-meester wordt in de eerste persoon de treurige omstandigheden beschreven die hem naar het hof van Cao leidde. Vervolgens eindigt het gedicht met lof over de schittering van Cao Cao en/of Cao Pi en de vrede die de dichter sindsdien heeft mogen ervaren. De gelijkenis in vorm en inhoud brengen de oorspronkelijke Jian'an-gedichten zelf in herinnering.
We zien ook een diepgaande fascinatie voor de aard van wederkerige relaties binnen een groep vrienden die verenigd zijn door gedeelde literaire interesses. Er is een balans tussen enerzijds de vrijgevigheid van de patroon en anderzijds de dankbaarheid van de ontvanger van de patronage.
Xie's serie presenteert een groep individuen met op het eerste gezicht gezien verschillende biografische verhalen. Maar die verhalen worden bijeengehouden door het eenduidige perspectief van de leider Cao Pi. Hiermee creëert Xie Lingyun's met zijn "Imitaties" een soort ideale literaire gemeenschap. Zie het voorwoord bij de Imitatie van Cao Pi:
Xie Lingyun's interpretatie van de historische Cao Pi als de verlichte leider van een ideale kring paste heel goed in de tijd van de samenstellers van de Wen xuan (samenstelling tussen 520-530). Zij namen niet alleen Xie Lingyun's serie op, maar "canoniseerden" ook zijn interpretatie door de geschriften van Cao Pi te citeren in overeenstemming met Xie's nadruk op bepaalde kenmerken van de gevoelens en kijk van de "gecreëerde" leider. (Doran p56)
(Bronen: Rebecca Doran 2011, Tian Xiaofei 2018)
6. Overgeleverde werken
Er zijn maar weinig gedichten overgeleverd van de ooit grote verzamelingen van de Zeven meesters. De bibliografische catalogi van de Sui- en Tang-geschiedenissen vermelden meerdere (vaak wel tien) boekrollen voor elke meester. In de geschiedenissen van de Song- tot de Qing-periode neemt het aantal fors af. Zo hebben Wang Can en Liu Zhen, elk met minder dan dertig overgebleven gedichten, nu de meeste bewaarde shi-gedichten. Ook van hun fu-gedichten en verschillende prozagenres is weinig overgeleverd.
Een groot deel van de aura die aan de "Zeven Meesters" is verbonden, komt dan ook voort uit hun canonisering.
Wilt Idema heeft in zijn Spiegel uit 1991 vijf gedichten vertaald 8.
Wang Can
Liu Zhen
Cao Zhi
Cao Pi
NB Aan beschrijvingen van de andere meesters wordt gewerkt.
© oktober 2024
Noten
Een voorbeeld is de Jian'an-periode (建安). Dit was een nianhao van de Oostelijke Han-dynastie, gebruikt om de regeringsperiode van 196 tot 219 aan te duiden. Het betekent iets van 'stabiele', 'veilige' (安) 'oprichting' of 'opbouw (建) van een nieuw tijdperk.
zie ook wikipedia: Nian Hao
De titel van de imitatiegedichten van Xie Lingyun: Imitatie van de bijeenkomsten van Kroonprins van Wei in Ye: acht gedichten. Zie ook de pagina Xie Lingyun ji
Kong Rong, 1 gedicht (p161)
Wang Can, 2 gedichten (p168-170)
Xu Gan, 1 gedicht (p164)
Ruan Yu, 1 gedicht (p164)
Opmerkingen bij de literatuurlijst
Zie ook Crespigny, Rafe de (2010). Imperial Warlord: A Biography of Cao Cao 155-220 AD. Brill., hoofdstuk 8 Court and Capital p333-381.
Online:
Ulrich Theobald's Chinaknowledge The Seven Masters of the Jian'an Reign-Period
De Jian'an qizi ji (建安七子集) van Yu Shaochu bevat alle werken van de Zeven wijzen van Jianan
Literatuur
Hieronder kunt u een selectie maken van de verschillende publicatievormen en de taal. Ik beperk me tot vier taalgebieden (Nederlands, Engels, Frans en Duits). De meeste literatuur is overigens engelstalig. U kunt bij teksttype ook apart de vertalingen selecteren en U kunt desgewenst ook een specifieke auteur zoeken.
Boeken 1 tot 12 van de 12
Connery, Christopher Leigh (1991). Jian'an poetic discourse.
Meer informatie...
Cutter, Robert Joe (2018). Gastropoetics in the Jian’an Period: Food and Memory in Early Medieval China. Early Medieval China (tft), Vol. 24, pag. 1-23. *.
Meer informatie...
Doran, Rebecca (2011). Perspective and Appreciation in Xie Lingyun's 'Imitations of the Crown Prince of Wei's Gatherings in Ye'. Early Medieval China (tft), Vol. 17, pag. 51-73. *.
Meer informatie...
Han, Tianran (2023). Beyond Landscape: Self-Expression in Xie Lingyun’s (385–433) Music Bureau Poetry and Imitation Poems Series. *
Ook online.
Meer informatie...
Lee, Brigitta (2008). Commemorating Literary Perfection: Xie Lingyun’s (385–433) Imitative Remembrance of Ying Yang (d 217). Tang Studies, Vol. 26, pag. 39-63. *.
Lin, Wen-yueh (1986). The Decline and Revival of Feng-ku (Wind and Bone): On the Changing Poetic Styles from the Chien-an Era through the High T’ang Period. In Shuen-fu Lin, The Vitality of the Lyric Voice, pag. 130-166 *. Princeton University Press
Lin, Shuen-fu & Owen, Stephen, redactie (1986). The Vitality of the Lyric Voice: Shih Poetry from the Late Han to the T’ang. Princeton University Press. *
ISBN10: 0691031347
Meer informatie...
Nylan, Michael (1996). Confucian piety and individualism in Han China. Journal of the American Oriental Society, Vol. 116-1 *.
Meer informatie...
Owen, Stephen (1992). Readings in Chinese Literary Thought. Harvard University Press. *
ISBN10: 0674749200
Meer informatie...
Shih, Hsiang-Lin (2024). Poetry of Loss and the Early Medieval Chinese Court of the Warlord Cao Cao (155–220). Arc Humanities Press. *
ISBN13: 978-1802701777
Ook online.
Meer informatie...
--- (2013). Jian’an Literature Revisited: Poetic Dialogues in the Last Three Decades of the Han Dynasty. *Ook online.
Meer informatie...
Tian, Xiaofei (2018). The Halberd at Red Cliff: Jian'an and the Three Kingdoms. Harvard University Asia Center. *
ISBN13: 978-0674977037
Meer informatie...
Boeken 1 tot 12 van de 12