Wang Can 王粲 [Wang Ts'an]

Wang Can 王粲 [Wang Ts'an] (177-217)

Wang Can (王粲, 177–217 CE) was een beroemde Chinese dichter, schrijver en staatsman uit de late Oostelijke Han-dynastie en het begin van de Drie Koninkrijken-periode. Hij geldt als een van de meest vooraanstaande van de "Zeven mesteres of literaten van Jian'an" (建安七子), een groep schrijvers die actief waren tijdens de Jian'an-periode (196–220 CE). Deze periode staat bekend om de bloei van de literatuur, vooral poëzie, als gevolg van de politieke onrust en de ineenstorting van de Han-dynastie.

Wang Can (177–217) kwam uit een vooraanstaande familie uit het Noorden. Als jonge jongen had hij indruk gemaakt op Cai Yong, die zijn bibliotheek aan hem overdroeg.

In 193, toen hij zestien jaar oud was verliet hij de hoofdstad Chang’an en vertrok naar het Zuiden waar krijgsheer Liu Biao de dienst uitmaakte. Liu Biao was niet onder de indruk van Wang Can. Hij vond zijn uiterlijk "te ziekelijk" en zijn manier van doen grof en nonchalant. Daarom liet Liu hem niet tot zijn inner cricle van adviseurs, maar stelde Wang voornamelijk aan als secretaris om officiële correspondentie te schrijven. Wang Can verbleef vijftien jaar in Jingzhou en in die periode schreef hij veel gedichten.

De meest bewonderde gedichten van Wang Can komen uit deze tijd, met name de ‘Zevenvoudige smart (“Qi ai” 七哀). Wang Can schreef het eerste van deze gedichten in 193, net toen hij Chang'an verliet voor Jingzhou. In dit gedicht drukt hij zijn verlangen uit om terug te keren naar zijn thuis in het noorden. Hij vertelt hierin over een ontmoeting met een vrouw die haar kind moest achterlaten. Hoewel dit een veelvoorkomend thema is in de anonieme yuefu (volksliederen), gebruikt Wang Can op kunstige wijze het verlaten van het kind door de moeder als een parallel voor zijn eigen gescheiden zijn van familie en vrienden.

Hij schreef ook drie gedichten die hij aan andere leden van Liu Biao's entourage presenteerde. Wang Can schreef zijn bekendste werk, "Deng lou fu" 登樓賦 (Dicht van de bestijging van de toren), terwijl hij in Jingzhou woonde.

Wang Can schreef dit stuk na het beklimmen van een wachttoren. Hij begint de fu door te beschrijven wat hij vanaf de toren ziet. Hij ziet de Zhang-rivier, met zijn kleine zijrivier die aansluit op de kronkelende Ju-rivier en zijn lange zandbanken. Achter hem ziet hij heuvels en een uitgestrekte vlakte, en voor hem kijkt hij uit over natte moeraslanden. Het gebied is ook de locatie van grafheuvels, en het land is rijk aan bloemen, fruit en gierst. Maar hoe mooi het landschap ook is, de dichter is niet gelukkig op deze plek:

Hoewel werkelijk prachtig, is het niet mijn thuis! Hoe kan ik hier zelfs maar kort blijven?

Na het overlijden van Liu Bao sloot hij zich aan bij krijgsheer Cao Cao 曹操 (155–220) alwaar hij op meer waardering kon rekenen. Hij werd toegelaten tot zijn inner circle.

Terwijl hij Cao Cao vergezelde tijdens militaire campagnes, schreef Wang zowel fu- als shi-gedichten. In 216 ging Wang Can met Cao Cao mee op een expeditie tegen Sun Quan 孫權 (182–252) van Wu. Hij werd ziek en stierf op 17 februari 217. Cao Zhi, een zoon van Cao Cao, schreef een klaagzang voor hem, die is opgenomen in de Wen Xuan.

(bronnen: Owen 2010 Cambridge History if Chinese Literature vol 1 p168; Knechtgens 2014 Ancient and Early Medieval Chinese Literature Vol II, p1144-1148)

Wang Can in oude bronnen

Cao Pi (曹丕 187–226) in een brief aan Wu Zhi:

Wang Ts'an was proficient in tz'u and fu compositions. Unfortunately, he had a weak physique: it was inadequate to support his literary creativity. But when we come to his excellent qualities [as a writer], even among the ancients none could far surpass him.

Cao Pi (曹丕 187–226) in het essay Lunwen:

Wang Ts'an excels in poetic expositions (fu); even though Hsü Kan at times shows languid ch'i樁, still he is Wang Ts'an's match. Even Chang Heng [78-139] and Ts'ai Yung [132-192] do not surpass works like Wang Ts'an's “Beginning of the Journey," “Climbing a Tower," “The Locust Tree," or “Thoughts on Travel"..; . (Owen 1992 p 62)

Cao Zhi (曹植 192 – 232)in zijn elegie voor Wang Can

...
Since his virtue was exemplary,
His talents and accomplishments were broadly evident.
He had a strong memory and comprehensive understanding,
Profound insights, and the gift of subtle discourse.
His compositions were like spring blossoms,
His thought, like a gushing spring.
Once he produced an utterance, it was quotable,
Once he lowered his brush, the work was complete.
What truth did he not comprehend ?
What art did he not master ?
...

Ronald Miao licht toe: Cao Zhi's beschrijving in zijn "Wang Chung-hsüan lei" (Elegie voor Wang Can) lijkt van retorische aard te zijn, bedoeld als een compliment voor een rituele gelegenheid, namelijk de dood van zijn vriend, maar het kan ook goed de heersende mening van die tijd over Wang Can's literaire talent weerspiegelen.

Xie Lingyun(385-433) in zijn Imitatiegedichten:

Zijn familie kwam oorspronkelijk uit Qinchuan, en hij was een afstammeling van een adellijke familie. Hij stuitte op chaos en zwierf rond in ballingschap. Hierdoor rouwde hij met diepe emoties.

Wenxin diaolong(文心雕龍) - Het Literaire Hart en het Kerven van Draken van Liu Xie (劉勰) (eind vijfde tot begin zesde eeuw)

Chung-hsüan [Wang Ts'an] is extremely talented. He is vibrant and capable of producing fine [literary] textures. His rhymed compositions are, on the whole, all excellent. His diction is seldom encumbered with flaws. If we take his lyric poetry and prose-poems for evaluation, then he is the crowning glory of the Seven Masters. (Miao 1982 p2)

Shipin (詩品) - Classificatie van dichters van van Zhong Rong (鍾 蝶) (469-518):

Wang Ts'an's poetic source is Li Ling [d. B.C. 74]. In composing phrases of melancholy reflection his figures are elegant and his content is solid. Among Ts'ao Chih and Liu Chen he established a separate poetic style. Compared to Ch'en Ssu [Ts'ao Chih] his pentasyllabic verse
is deficient, but compared to Wei Wen [Ts'ao P'ei] he is superior. (Miao 1982 p1)

Klassieke teksten

- schrijver van de Wáng Shìzhōng jí (Verzameld werk Wang Can)

Literatuur

Boeken 1 tot 3 van de 3

Diény, Jean-Pierre (1987). Lecture de Wang Can (177-217). *.

Miao, Ronald C. (1982). Early Medieval Chinese Poetry: The Life and Verse of Wang Ts'an. Franz Steiner Verlag. *

Shih, Hsiang-Lin (2013). Jian’an Literature Revisited: Poetic Dialogues in the Last Three Decades of the Han Dynasty. *
Ook online.

Meer informatie...

Boeken 1 tot 3 van de 3