start > Zhuangzi > introductie

Welkom bij de werkplaats Zhuangzi

Introductie

Landscape by Xiang Shengmo
Landschap door
Xiang Shengmo
(1597-1658)
zie ook video

Het boek de Zhuangzi is een Chinese tekst uit de 4e tot 2e eeuw v.Chr. Het behoort samen met de Daodejing (de Laozi) tot de belangrijkste werken van het Taoïsme, waar het boek ook bekend staat onder de eretitel Het Schrift van de Zuidelijke bloei (南華真經 Nánhuá zhenjing) 1. Het boek is ook onbetwist een van de meesterwerken van de wereldliteratuur, en veel poëten en schrijvers hebben zich toen en nu door het boek laten inspireren. Als taoïstisch werk heeft het ook een mystieke en meditatieve dimensie. Het boek, en dan vooral de innerlijke geschriften, kan ook rekenen op belangstelling van filosofen en levenskunstenaars.

Inleiding

Geen enkel Chinees werk kan zich meten met de Zhuangzi, aldus sinoloog en vertaler Jan de Meyer. Dankzij zijn unieke mengeling van fijnzinnige argumentatie en mystieke poëzie, zijn nietsontziende humor, zijn grote rijkdom aan wijsgerige thema's en zijn uitbundige gebruik van parabel, allegorie en pure fantasie, is de Zhuangzi twee millennia lang een onuitputtelijke inspiratiebron geweest voor denkers, schrijvers en kunstenaars.

Sinoloog en vertaler Kristofer Schipper sluit hierbij aan: Geen enkel Chinees boek is wat betreft taal, stijl en inhoud met de Zhuangzi te vergelijken. Het enige boek uit de oudheid dat tot dezelfde taoïstische traditie als de Zhuangzi behoort is de Daodejing. Er bestaat een grote overeenkomst in de gedachtewereld van beide boeken, en de aforismen van de Daodejing worden in de Zhuangzi veelvuldig aangehaald. Maar wat vorm en stijl betreft liggen de twee werken ver uit elkaar. De Daodejing is een korte tekst van niet veel meer dan 5.300 karakters die de grondbeginselen van het taoïsme in korte paradoxen neerlegt. De Zhuangzi is daarentegen veel meer uitgewerkt 2, met allerlei korte verhalen, filosofische beschouwingen, tweespraken, mystieke gedichten en wetenschappelijke observaties, alle doorspekt met wonderlijke en humoristische elementen. De opeenvolging van de verschillende passages werkt als een caleidoscoop: de stijl heeft vele schakeringen; soms ernstig en plechtig, nu eens ingetogen, dan weer vrolijk, oneerbiedig en zelfs niet zonder onomwonden provocatie en heiligschennis. De Daodejing is als een zang, de Zhuangzi is vergelijkbaar met een symfonie of zelfs met een heel concert, aldus Kristofer Schipper in de inleiding bij zijn vertaling van de Zhuangzi.

De Zhuangzi bevat verhalen over het gewone volk, over ambachtslieden, maar ook over handelaren en boeren. Ook hierin onderscheidt de Zhuangzi zich van de Laozi dat geen verhalen en zelfs geen personen bevat, op een ik-figuur na.

Kuang-Ming Wu typeert het boek als volgt:

Het boek Zhuangzi is een "plakboek", een verzameling van stukjes mythen, legendes, anekdotes en hun parodieën. Het is fantastisch om te lezen. Botsende galopperende onzin wordt vermengd met natuurkunde en mythen, en logica wordt afgewisseld met alchemie en grappen. Een Einstein praat met een Seneca en een Confucius verandert van gedachten over het confucianisme. Koningen worden onderwezen door eenvoudige ambachtslieden en slagers. Bovendien zijn er de heilige kreupelen en criminelen, schoonheden en heiligen, sofisten en despoten. Het boek is een mengelmoes van heerlijke chaos.
Terwijl de lezer door zo'n verwarrende collage gaat, voelt hij zich toch op de een of andere manier op zijn gemak gesteld. Hij is lang genoeg gebukt gegaan onder het lijden. Nu kan hij weer ademhalen en glimlachen. Hij is gekalmeerd en verfrist. Toch stamelt hij als hem wordt gevraagd waar het boek over gaat, wat hij eruit heeft gehaald. Er is niets specifieks waar hij naar kan wijzen en zeggen: dit is het belangrijkste punt in de hele parade van schijnbare verwarring. Dat is de Zhuangzi, een potpourri van betekenisloosheid die diep heilzaam is. (Wu 1990 p363)2a

De Zhuangzi is een heerlijk boek om te lezen, met een duizelingwekkende reeks dialogen, fabels en allegorieën, allemaal geschreven in een levendige en meeslepende stijl (Kjellberg 1996 pxii). Het boek wordt bevolkt door meer dan 300 personages al dan niet fictief, mythisch of historisch (zie pagina personages). Naast een galerij personen passeert ook een heel dierenpark de revue. Luipaarden, wilde paarden, apen, vissen, krekels, duiven, boskatten wezels, vlinders, fazanten, modderkruipers, bidsprinkhanen, schildpadden etc. En dan zijn er nog de verschillende bomen, planten, wervelwinden e.d. En dan hebben we nog Kun en Peng uit de openingszinnen van het boek:

In de duistere wateren van het noorden was er eens een vis, en zijn naam was Kun. Die Kun had een omvang van ik weet niet hoeveel duizend mijl, zó groot was hij. Hij veranderde en werd een vogel genaamd Peng. En die Peng had ook een omvang van ik weet niet hoeveel duizend mijl, zó groot was zijn rug.

Met grote kracht sloeg hij zijn wieken uit. Zijn vleugels waren als wolken die de hemel bedekten. Wat een vogel! Met hoge zee zette hij koers naar de duistere wateren van het zuiden. Die zuidelijke zeeën zijn het Hemelse Meer. (Schipper 2007)

Even verderop horen we het krekeltje en het duifje lachen:

Het krekeltje en het duifje lachen erom, en zeggen: ‘We maken een sprongetje en vliegen tot aan die olm of die sandelboom. Soms halen we het niet en vallen we op de grond voordat we er zijn, en dat is dat! Wat moet dat eigenlijk, eerst negentigduizend mijl omhoog om naar het zuiden te vliegen?’ (Schipper 2007)

Het eerste hoofdstuk geeft meerdere voorbeelden om te illustreren dat ieder zijn eigen perspectief en context heeft. In het daarop volgende hoofdstuk over de gelijkheid der dingen wordt dat verder uitgewerkt.

Filosofen hebben geprobeerd om de Zhuangzi in een van de vele mogelijke (analytisch filosofische) hokjes te plaatsen. Was Zhuangzi een primitivist, een relativist, individualist, hedonist, pessimist, nihilist, fatalist, naturalist, mystieke negativist, transcedentalist, evolutionist, pre-Zen Boeddhist, cynicus, scepticus, contemplatief, metafysicus, idealist, materialist, mysticus, een relativistische scepticus, een ethicus enz. enz.? (Defoort 2012 p462). Het is juist Zhuangzi die onze gangbare interpretatie kaders ter discussie stelt en ons uitnodigt om een andere wijze naar de wereld van 'alles wat is' (wànwù 萬物 - de tienduizend dingen) te kijken.

In de Zhuangzi worden termen nooit eenduidig gedefineerd. En zelfs de verhaaltjes mogen recht toe recht aan lijken, de overkoepelende moraal in die verhaaltjes blijft vaak verborgen. Is de heremiet Xu You nu een held of een dwaas? Zijn we zelf de krekel in het verhaaltje hierboven of juist niet? De thema's, stijl en vorm van de Zhuangzi dwingen de lezer de eigen interpretatiekaders te onderzoeken. (Kjellberg 1996 pxiii)

Compilatie

Harold Roth concludeert in zijn Who Compiled The Chuang Tzu dat de Zhuangzi in de periode vierde tot tweede eeuw v Chr. is samengesteld en doorgegeven. De tekst is vervolgens samengesteld aan het hof Liu An, de koning van Huainan, die ook de opdracht tot het schrijven van de Huainanzi heeft gegeven. Deze tekst in 52 hoofdstukken en met meer dan 100.000 karakters zou rond 130 v.Chr gecompileerd zijn.

De huidige overgeleverde tekst is gebaseerd op het commentaar van Guo Xiang (郭象, c. 252-312 n.Chr.) en kent 33 hoofdstukken. Hij heeft de tekst teruggesnoeid tot zo'n 65.000 karakters.

Zie verder de notitie tekstcompilatie
Zie voor een overzicht van de hoofdstukken de pagina hoofdstukken, een samenvatting per paragraaf is te vinden op de pagina paragrafen

Tekstlagen

Veel moderne critici hebben opgemerkt dat pre-Han teksten vaker het product zijn van meerdere auteurs. (Goldin 2020). Dat geldt ook voor de Zhuangzi. Of zoals Kristofer Schipper het samenvat: "Niet het werk van één auteur, maar de traditie van een hele school over een periode van ongeveer honderd jaar ligt in deze geschriften besloten". (Schipper 2007 p10)

Liu Xiaogan en Angus Graham hebben onafhankelijk van elkaar onderzoek gedaan naar de historiciteit van de tekst. Zij stellen (anders dan Schipper) dat de Zhuangzi over een periode van meerdere eeuwen tot stand is gekomen. Zij onderscheiden verschillende historische tekstlagen.

Zie verder de notitie teksthistorie

Thema's

De Zhuangzi bevat geen uitgebreide filosofische verhandelingen maar reikt veel thema's aan. Thema's die ook vandaag de dag vaak nog actueel zijn.

- over het nut van nutteloosheid
- over de gelijkwaardigheid van de tienduizend dingen, van 'alles wat is'
- over het relatieve van gezichtspunten en de Ware mens die dat kan overstijgen
- over bijzondere vaardigheden van personen en ambachtslieden die zich over kunnen geven aan de dao
- over dood en leven en hoe die samen één zijn
- over hoe goede bedoelingen kunnen leiden tot rampzalige gevolgen
- over het gevaar van een rol als overheidsdienaar
- over meditatie
- etc. etc.
Door al die thema's heen lopen rode draden zoals Dao' (道), Zìrán - 'het vanzelf zo' (自然), verandering (yi 易) of transformatie (hua 化), de ware mens (zhēnrén 真人).

Ter illustratie het thema over het nut van nutteloosheid.

Nutteloosheid

De Zhuangzi kent enkele verhalen over het nut van het nutteloze. Het verhaal over uit hoofdstuk 4-IV over de timmerman en de heilige eik is het meest illustratief.

Timmerman Shi loopt voorbij een oude eik zo groot 'dat duizenden runderen eronder konden schuilen'. Hij liep er achteloos aan voorbij maar zijn leerling is vol bewondering:

‘Meester: sinds ik bijl en beitel heb opgenomen om u te volgen, heb ik nog nooit zulk prachtig materiaal gezien. Maar u keurt het geen blik waardig en loopt door zonder ook maar één keer te stoppen. Waarom is dat?’

De timmerman ziet er slechts overtollig hout in:

‘Hou op! Praat me er niet van! Dat is overtollig hout. Maak er een boot van en hij zinkt. Een doodskist? Hij verrot meteen. Een gebruiksvoorwerp? Het gaat dadelijk kapot. Een deur? Die blijft nat van de hars. Een steunpilaar? Daar komen insecten in. Dit is hout dat nergens toe dient, dat nergens voor kan worden aangewend, en om die reden heeft die boom zo oud kunnen worden.’

Toen de timmerman thuis was gekomen verscheen de heilige eikenboom aan hem in droom en sprak:

‘Waar dacht je mij wel mee te vergelijken? Wilde je zeggen dat ik “overtollig hout” was? Appelen, peren, mandarijnen, pomelo’s en de vruchten van andere bomen: ze worden afgerukt zodra ze rijp zijn. Daardoor worden die bomen gekwetst, hun grote takken afgebroken en hun twijgjes vernield. Dat is je hele leven narigheid ondervinden vanwege je bekwaamheden. Om die reden kan ook geen van hen zijn door de hemel bestemde levensloop volbrengen, maar sterven ze allemaal voortijdig wanneer ze pas op de helft zijn. Ze zijn het zelf die zich deze algemeen gangbare geweldplegingen op de hals halen, en met andere wezens is het ook zo gesteld. Daarom ben ik al lang geleden gaan proberen om volstrekt nutteloos te worden. Vaak kwam ik er dichtbij, en nu heb ik het bereikt. Dat is voor mij van het grootste nut. Als ik ooit enige nuttigheid gehad zou hebben, zou ik dan zo groot hebben kunnen worden? Laten we daarbij ook nog bedenken dat we allebei maar schepsels zijn. Hoe kunnen schepsels elkaar beoordelen? Hoe kan een overtollig mens zoals jij, die bovendien weldra gaat sterven, weten wat een overtollige boom is?’ (Kristofer Schipper 2007 p89-90)

De boom heeft zijn nut als beschutte plek voor de runderen en voor de mensen die de boom aanbidden. In dit verhaal zin we ook nog andere thema's: de gelijkheid der dingen (wat geeft de timmerman het recht om de boom, ook een schepsel, te veroordelen); het ten volle kunnen leven van de door de Hemel gegeven tijdsspanne.

In hoofdstuk 1 vergelijkt Huizi de teksten van Zhuangzi met een grote boom vol knobbels en kromme takken: ze zijn onbruikbaar, zonder nut. 'Als hij [de boom] langs de weg staat, is er geen timmerman die ernaar omkijkt. Krek die woorden van jou: wel groot, maar zonder enig nut. Iedereen keert ze de rug toe.’ Zhuangzi geeft het volgende antwoord:

‘En nu heb jij een grote boom, maar je beklaagt je dat hij geen nut heeft. Waarom plant je hem dan niet in het land van niemendal, in het veld van de wijde wildernis? Dan ga je er lekker naast zitten niets doen of er vrij en blij onder liggen slapen. Want:

Niet ten prooi zal hij vallen aan de bijl!
Geen ding zal hem ooit kwaad doen!
Wie nergens toe dient,
Wat kan die nog overkomen?’

Zie ook de notitie Over het nut en het nutteloze

De honderd experts (baijia)

In het slothoofdstuk Alles onder hemel van de Zhuangzi worden een aantal personen besproken die allen op hun manier de Dao zoeken. Dat geldt ook voor Zhuang Zhou. De Zhuangzi wordt hierin raak getypeerd. Ik wil u dat stuk niet onthouden:

Omdat hij Alles onder de Hemel zag als een diepe modderpoel, vond hij dat het geen zin had om ernstige taal te bezigen, maar gebruikte amusante woorden voor ongedwongen verhalen, wichtige woorden voor de authenticiteit en schuilwoorden om aan dit alles een brede betekenis te geven. Hij was uniek in de wijze waarop hij verkeerde met de spirituele essenties van hemel en aarde, maar toch was hij nooit aanmatigend tegenover zijn medeschepsels. Hij maakte geen ruzie over ‘welles’ en ‘nietes’, maar bleef bij de zeden en gewoontes van zijn tijd. Hoewel zijn geschriften zijn als grillige edelstenen, zijn ze goed gemonteerd en veroorzaken ze geen verwondingen. Zijn verhalen springen van de hak op de tak, maar toch zijn ze humoristisch en goed om te lezen. Ze zijn zo rijk van inhoud dat er nooit een eind aan komt. Zhuang Zi neemt ons mee naar hoger sferen om daar met de schepper samen rond te zwerven, en dan af te dalen en vriendschap te sluiten met hen die leven en dood hebben uitgebannen, en voor wie er geen begin en geen einde meer is. Wat betreft de oorsprong is zijn visie zowel breed, groots en open als diep, weids en vrij. Wat de voorvader aangaat kun je zeggen dat hij met hem overeenstemming heeft gevonden en hem in den hoge heeft bereikt.

In zijn creatieve werk en in zijn studie van de schepping heeft hij voor altijd geldige principes naar voren gebracht, en zijn benadering zal niet worden verworpen. Duister! Mysterieus! Niemand heeft hem nog volledig doorgrond. (Schipper 2007 p426-27)

Zie ook de notitie Baijia - de honderd scholen

Tot slot

Op deze site werk ik veel met notities. Die kunnen gaan over een bepaalde paragraaf of over een bepaald thema. Zie verder de verdieping

Deze notities zijn vaak nog in conceptvorm. De website is een werkplaats met aantekeningen over de Zhuangzi. Langzamerhand zal de site uitgroeien tot een bron van informatie over het boek de Zhuangzi.

Deze introductie (versie 10-2-2024) is samen met informatie uit diverse notities door mij gebruikt als bron voor het artikel Zhuangzi in Wikipedia.

Noten

Keizer Xuanzong (Tang-dynstie) gaf Zhuang Zi de eretitel Nanhua zhenren 南華真人 (Perfected of Southern Florescence) en het boek kreeg de naam Nanhua zhenjing. (Kohn in Dao Companion to the Philosophy of the Zhuangzi 2022 p541)

Mair vertaalt met: 'True Scripture of Southern Florescence' (Nanhua chen ching).
Wilhelm: Das wahre Buch vom südlichen Blütenland
Kroll:
nán: zuid, zuidelijk, richting zuiden, zuidelijk

華 huá:
1. splendor, splendid; glorious.
a. often as honorific descriptive.
2. brilliant, of high gloss, luster, lustrous.
3. illustrious; eminent, esteemed.
4. beauty, elegance; beautiful, elegant; of physical objects, women, lit. style.
a. the best of "the flower of" the glory of
5. luxurious, sumptuous.
a. extravagant, wasteful, prodigal.
6. showy, vain display, ostentatious; superficial, flashy; ornate.
7. women's make-up, esp. face-powder.
8. ancient name for the people and land of the Central Plain (zhongyuan 中原) or the Central
States (zhongguo 中國);
a. civilized, born and bred in the land of superior culture (indeed of the only culture worthy of the name) and heir to the traditions of the sage-kings of old.

華 huā
1. blossom, flower, (ef)florescence, esp. of woody plants (cf 榮 róng, esp. of herbaceous
plants); floriate, bloom(ing).

https://www.merriam-webster.com/dictionary/florescence: Florescence is a radiant example, picked from the Latin flōrēscentia, meaning "blossoming." Botanists used it as a showy word to refer to the blooming of a flower. Less literal types appreciated the word too, and applied florescence to anything that seemed to be thriving or flourishing, as in "the highest florescence of a civilization."

1. Het aantal Chinese woorden (karakters) is gebaseerd op de editie van ctext.org. Ik heb alle karakters geteld en daar de (later toegevoegde) leestekens vanaf getrokken. De leestekens zijn: , ; :「」『』o 、! ?.
Ook zijn de titels niet meegeteld (78 karakters). De oorspronkelijke grammaticale karakters, de zogenoemde lege woorden (xuzi 虛字), zijn uiteraard wel meegeteld.
Het totaal aantal karakters was 80.181 minus 14.933 leestekens is 65.248 karakters.
De Chinese editie die door Schipper is gehanteerd is iets korter omdat hij enkele later toegevoegde passages heeft weggelaten. De Nederlandse vertaling bevat 100.437 woorden (inclusief titels en paragraafaanduidingen).
Ter vergelijk (zelfde manier van tellen als bij Zhuangzi):
- daodejing 6.449 karakters minus 1.167 leestekens is 5.282 karakters.
Kuang-Ming Wu 1990 The Butterfly as Companion - Mediations on the First Three Chapters on the Chuang Tzu:
The book of Chuang Tzu is a "scrapbook," a collection of bits of myths, legends, anecdotes, and their parodies. It makes fantastic reading. Colliding galloping nonsense is mingled with physics and myths, and logic is interspersed with alchemy and jokes. An Einstein talks with a Seneca and a Confucius changes his mind about Confucianism. Kings are taught by lowly artisans and butchers. In addition, there are the holy cripples and criminals, beauties and saints, sophists and despots. The book is a melange of delightful mess.
Going through such a confusing collage the reader is yet somehow put at ease. He has been oppressed with suffering long enough. Now he can breathe again and smile. He is calmed and invigorated. Yet he stammers when asked what the book is about, what it is that he has gotten out of it. There is nothing specific at which he can point and say: This is the main point in the entire parade of seeming confusion. Such is the Chuang Tzu, a potpourri of meaning- lessness that is profoundly wholesome. (Wu 1990 p363)
2. Lynn: Learning esteems it a virtue to make fulfillment of one’s nature easy to understand, and does not hold the ability to study heterodox doctrines in high regard. Nevertheless, Master Zhuang’s great talent is known throughout the world, and his work truly is so replete with exceptional phrasing and splendid expression that his “true words seem false.” Therefore, scholars stuck in just one narrow corner of learning cannot understand the broad thrust of his meaning, and instead rashly inserted wild stories into it. As for chapters such as Eyi [Blocked Chess Move], Yixiu [Mind on Teacher’s Salary], Weiyan [Cautionary Words], Youfu [Swimming Duck], and Zixu, in general all clever interpolations, if counted in make up three parts of ten of all the texts. Some are forced into familiar terms, while others altered so as to be more fantastic. Some resemble the Shanhai jing (Classic of mountains and waters), and others are like zhanmeng shu (works of dream interpretation). Some come from the Huainan (Master of Huainan), while others dispute about names and reality. Joined to elegant language, they drive on as teams of paired dragons and snakes. Moreover, their style is superficial and illogical, utterly failing to say anything profound and are simply impossible to understand. It makes one feel as if Kun (Impasse) were followed by Meng (Juvenile Ignorance) since one gets so stuck in one place that the gist is completely lost. How could this ever be the way to get at what Master Zhuang meant! Therefore, I deleted all such texts and included none of them here and, instead, editing the best, I brought together all the important things he said, in a total of thirty-three chapters. The Grand Historian said: “Master zhuang’s given name was Zhou, a native of Meng district in the state of Song, who once served in the Office of Lacquer Manufacture and was a contemporary of King Hui of Wei [r. 370-334 BCE], King Xuan of Qi [r. 319-301], and King Wei of Chu [r. 339-329]. Lynn 2022 p566