start > Zhuangzi > verdieping > notitie
Tekstlagen en -historie Zhuangzi
werk in ontwikkeling
Notitie
De Zhuangzi is een verzameling van (korte) teksten in proza of versvorm, het bestaat uit anekdotes, parabolen, fabels, allegorieën, dialogen etc. Kortom een mozaïek van losse stukken.
De Zhuangzi is opgebouwd uit drie geschriften:
- De innerlijke geschriften (hst 1-7)
- De uiterlijke geschriften (hst 8-22)
- De gemengde geschriften (hst 23-33)
Angus Graham stelt dat deze teksten over een periode van meerdere eeuwen tot stand zijn gekomen. Hij onderscheidt diverse tekstlagen 3:
- Teksten toe te schrijven aan Meester Zhuang. Hoofdstukken 1-7 plus enkele passages uit de gemengde schriften, 4e eeuw v.Chr.
- Teksten van (latere) leerlingen ('School of master Zhuang'). Hoofdstukken 17-22, derde-tweede eeuw v Chr., vroege Han-periode.
- Teksten van een individu, de zgn 'Primitivist', die sterk is beïnvloed door Laozi. Hoofdstukken 8-10, deel hst 11, vermoedelijk rond 205 voor Chr.
- Teksten van een school van eclectische Daoisten of “Syncretisten”. Hoofdstukken 12-15, 11B, 33, vroege Han-periode, ca 180 v Chr.
- Teksten van de zgn 'Yangist', die aansluiten bij Yang Zhu’s 楊朱 (370–319 v Chr.) zorg voor zichzelf. Hoofdstukken 28-31.
- Heterogene teksten [17]. Hoofdstukken hst 23-27, 32, waarvan sommige fragmenten vierde eeuw v Chr.
Liu Xiaogan komt in zijn Classifying the Zhuangzi Chapters uit 1994 tot vier secties:
- meester Zhuang (hst 1-7)
- groep I leerlingen meester Zhuang (hst 17-22, 23-27, 32)
- groep II Huang-Lao school (hst 12-16, 33, 11B)
- groep III anarchists (hst 8-11A, 28-31)
Liu en Graham hebben hun onderzoek onafhankelijk van elkaar gedaan en onderscheiden min of meer dezelfde groepen hoofdstukken. Graham's 'leerlingen van Zhuangzi' en de 'heterogene teksten' vinden we in groep I van Liu. De 'syncretisten vallen samen met groep II van Liu. Groep III, de anarchisten, is bij Graham gesplitst in de 'Primitivist' , en de 'Yangist'. Esther Klein neemt zo'n 15 jaar later een ander positie in en stelt dat de innerlijke geschriften van veel latere datum zijn. [nog verder uitwerken].
Liu stelt dat de Zhuangzi compleet was in 241 vChr. (in Hoffert 2001)
Hoffert stelt verder: I believe that the Syncretists reorganized a preexisting collection of writings by Zhuangzi and his lineal descendants in a deliberate attempt to support their own philosophical position, which was clearly distinct from that of Zhuangzi and his followers, but just as clearly grounded on their conception of the Tao as ultimate source. (Hoffert 2001 p66)
Harold Roth (1991) volgt overwegend de indeling van Graham. Hij stelt dat in de periode vierde tot tweede eeuw v Chr. de teksten zijn samengesteld en doorgegeven. De uiteindelijk tekst is gecompileerd aan het hof van Liu An (koning van Huainan, overleden 122 BC). Hiermee stelt hij dat de tekst circa 130 v Chr. gereed was.
The prevalence of eclectic tendencies in the second century BC makes it likely that the Chuang-tzu collection would come to completion in the hands of Syncretist editors.’. (citaat Graham in Hoffert p51).
Eske Møllgaard beschouwt de innerlijke geschriften als het werk van Zhuangzi zelf. De rest van het boek bevat teksten die een verdere verduidelijking en uitwerking zijn deze innerlijke geschriften. Zo beschouwt vormen de uiterlijke en gemengde geschriften (ten dele) het vroegste commentaar op het werk van Zhuangzi. 4
Chen Guoying ziet de opbouw van Zhuangzi als volgt:
• The Inner Chapters give insight into the principles,
• the Outer Chapters explain their realization,
• and the Miscellaneous Chapters illustrate the handling of matters." 5
Brook Ziporyn sluit daar bij aan en geeft de volgende typering van de driedeling van het boek:
• Inner teachings for Initiates,
• Outer teaching for General Public Consumption,
• Appendices: Random Clarifications, Applications, and Illustrations. (Ziporyn 2020)
Ronnie Littlejohn onderscheidt in zijn boek Daoism, an introduction uit 2009 drie fasen in de ontwikkeling van het Daoïsme in de klassieke periode. Die ziet hij terug in de opbouw van de Zhuangzi:
• De eerste fase (ca. 450 BCE tot 310 BCE) wordt vertegenwoordigd door hoofdstukken 1-7; en 8–10, en 29 van de Zhuangzi. De teksten werden waarschijnlijk gevormd en aangepast door de Jixia Academy.6
• De tweede fase (c. 310–220 BCE) wordt vertegenwoordigd door Zhuangzi leerlingen-lijnen van de Zhuangzi.
• De derde en laatste fase (ca. 220–139 BCE) wordt vertegenwoordigd door een samengestelde versie van de Zhuangzi, die waarschijnlijk 52 hoofdstukken bevat in plaats van onze huidige 33
Littlejohn onderscheidt zes tekstlagen:
• Innerlijke hoofdstukken
Deze hoofdstukken bevatten tekstblokken die aan Zhuang Zhou kunnen worden toegeschreven. Ze vertegenwoordigen het oudste materiaal in het boek.
• Daode hoofdstukken.
De hoofdstukken 8–10 en 29 moeten als een geheel worden beschouwd. Deze hoofdstukken 8–10 vertegenwoordigen een duidelijke breuk in de tekst en vormen een coherent essay. Het essay wordt niet onderbroken door losgekoppelde tekstblokken.
• Huang-Lao hoofdstukken (hst 11; delen uit de hst 12-14; hst 15; hst 16; en delen uit de hst 18, 19 en 22)
Elk van deze hoofdstukken begint met een kort essay dat in sommige gevallen wordt gevolgd door een reeks tekstblokken met gelijkenissen en verhalen van het soort dat we elders in het boek zien.
• Zhuangzi leerlingen hoofdstukken
De hoofdstukken 17–28 en 32. Deze hoofdstukken worden geassocieerd met de vroegste leerlingen van Zhuang Zhou.
• Niet-toegewezen hoofdstukken
De hoofdstukken 30 en 31 zijn niet toegewezen. Liu Xiaogan gelooft niet dat hoofdstuk 30 kenmerkende taoïstische thema's heeft. Dit hoofdstuk kan wat Littlejohn betreft gewoon genegeerd worden. Graham denkt dat de hoofdstukken 30 en 31 een verzameling materiaal vertegenwoordigen van wat hij de 'individualistische' school van Yang Chu noemt in.
Hoofdstuk 31 is eigenlijk niet meer dan een systematisering van wat er mis is met de Confuciaanse en levert geen inzicht op dat nog niet in andere delen van het werk is gepresenteerd.
• Het wereldhoofdstuk
Hoofdstuk 33, waarmee het boek eindigt, is een overzicht van de wereld van de Chinese filosofie rond de overgang van de Qin naar de Han-dynastie. Het bevat beschrijvingen van de meeste grote denkers van de klassieke Chinese filosofie, waaronder Zhuangzi zelf en de ‘technieken van de Dao’. Het is waarschijnlijk toegevoegd door een van de latere redacteuren van het materiaal.
Littlejohn dateert de Zhuangzi in navolging van Liu Xiaogan vóór 241 v. Chr. Dit is gebaseerd op de constatering dat een deel van de overgeleverde Zhuangzi parallelle passages kent met de lente- en herfstannalen van de heer Lu (Lushi chunqiu) en de Hanfeizi. Deze passages komen voor in 14 van de overgeleverde 33 hoofdstukken (d.w.z. ongeveer 42 procent).
Brook Ziporyn gaat in op de benadering van Graham en Liu (Ziporyn 2020 p x). Hij stelt dat we via hen kennismaken met een aantal schimmige maar onderscheidende schrijvers en denkers:
• the logically rigorous but also poetically incomparable philosopher / humorist / gadfly / mystic / skeptic / agnostic pietist / relativist / existentialist / fatalist of the Inner Chapters, sometimes linked to the name Zhuang Zhou (Chapters 1–7);
• the primitivist or anarchist social critic of Chapters 8–11;
• the moderately quisling accomodationist syncretist of Chapters 11–16 and 33;
• the “rationalizing” Zhuangist disciple of Chapter 17;
• the “irrationalizing” Zhuangist disciple of Chapter 22;
• the skill-mystic of Chapter 19;
• the Yangist resistance fighters of Chapters 28–31,
• and a host of others.
Hij concludeert: "We then have in our hands an anthology reflecting the diversity of one period and one strain of ancient Chinese “Daoist” schools and their various attempts to work out some of their most difficult and exciting ideas and tropes and to find a place for them in the wider intellectual conversation of the time, the drama of which is then played out with great literary and intellectual subtlety before our eyes.
Sinoloog Esther Sunkyung Klein stelde de toewijzing van de innerlijke geschriften (hst 1-7) aan Zhuang Zhou ter discussie. Dat maakte veel emoties los want juist de innerlijke geschiften zijn populair bij (angelsaksische ) filosofen en behoren tot de meest bestudeerde en vertaalde hoofdstukken. Zij stelt dat de innerlijke geschriften mogelijk van veel latere datum zijn, wellicht opgesteld aan het Hof van Huainan 7.
Chris Fraser sluit bij het onderzoek van Esther Klein aan:
Paul R. Goldin sluit de discussie kort met de volgende stelling :
Het meeste wat men kan zeggen is dat de "innerlijke geschiften" het materiaal bevatten dat Guo Xiang beschouwde als de filosofische kern. Ze bevatten zeker enkele van de meest complexe en interessante passages. Maar verder gaan dan dit is het ontkennen van Guo Xiang's rol in het vormgeven van de tekst. (Goldin 2020 p129)
Brook Ziporyn nodigt de lezer uit om de Zhuangzi te lezen als was het een boek geschreven door een enkele auteur genaamd Zhuang Zhou. Hij schrijft, vrij vertaald:
Ziporyn vergelijkt Zhuangzi met Nietzsche die ooit opmerkte dat het voor toekomstige generaties moeilijk zou zijn om te geloven dat de schrijver van Menselijk, al te menselijk dezelfde schrijver is als die van Aldus sprak Zarathoestra. Die boeken zijn zeer uiteenlopend zowel qua stijl als inhoud, en toch zitten er maar een paar jaar tussen. Het kan gebeuren.
Ziporyn's oproep doet me herinneren aan een van de openingsparagrafen van Roland Barthes' Plezier van de Tekst 9.
Noten
In zijn vertaling stelt hij in de inleiding het volgende:
(1) INNER CHAPTERS (chapters 1–7)
Each consists of discontinuous episodes grouped round a common theme which is summed up in a three-word chapter title. This series is homogeneous in thought and style and generally recognised as substantially the work of Chuang-tzŭ himself.
(2) OUTER CHAPTERS (chapters 8–22)
None can be plausibly ascribed to Chuang-tzŭ. These have two-word titles which are mere labels, taken from words in the first sentence. They comprise:
(a) Four complete essays (chapters 8–10 and the first part of chapter 11) by an author idiosyncratic in thought and style whom we call the ‘Primitivist’ and date about 205 BC.
(b) Three chapters related by their titles, ‘Heaven and earth’, ‘Way of Heaven’ and ‘Circuits of Heaven’ (chapters 12–14), each starting with an exposition of ideas which we class as ‘Syncretist’ and believe to be those of the editors of the book, probably in the second century BC. But from the Primitivist chapter 11 as far as chapter 14 only the introductory passages are homogeneous; each chapter has been filled out with all kinds of miscellaneous material. Thus the last item of chapter 11 is Syncretist, of chapter 12 Primitivist.
(c) Two complete essays (chapters 15 and 16), the first Syncretist, the next unrelated to anything elsewhere in the book.
(d) Six chapters (chapters 17–22) in which the editor seems to be trying to group materials of multiple authorship around the same themes as in the Inner chapters. For this, as for much else in the book, we have no better label than ‘School of Chuang-tzŭ’.
(3) MIXED CHAPTERS (chapters 23–33)
Like the Outer chapters these have two-word titles which (except in chapters 28–31) are taken from the opening sentence. They are:
(a) Five ‘ragbag’ chapters (chapters 23–27), quite heterogeneous, much so badly fragmented as to suggest that they have been assembled from broken or misplaced strips in other scrolls. Some of this material looks like Chuang-tzŭ’s own writing, and bits of it can be fitted with varying degrees of plausibility into mutilated parts of the Inner chapters.
(b) The block we call the ‘Yangist miscellany’ (chapters 28–31), distinguished by chapter titles summing up their content. Su Shih (AD 1036–1101) already saw that they are not the work of Chuang-tzŭ, and a modern scholar, Kuan Feng, has pointed out that they are not even Taoist, and that most (in my own opinion, all) come from another school, that of Yang Chu. They probably date from a little before and after 200 BC.
(c) The collection ends with another ragbag chapter (chapter 32) and another Syncretist essay (chapter 33) with a title related to those of chapters 12–14, ‘Below in the empire’ (T’ien-hsia, literally ‘Below Heaven’). The titles are from the opening sentences as in chapters 8–27. Why have these been separated off and put at the end of the book? Probably because chapter 32 ends with a story about the death of Chuang-tzŭ, while chapter 33 is a general description and evaluation of the pre-Han philosophers down to Chuang-tzŭ, suitable as a conclusion to the book. (Graham Chuang-Tzu: The Inner Chapters, 2001 Part One hst 8 p27 -originele uitgave 1981).
How one distinguishes between these two strands depends, at least to some extent, on one’s interpretation of Zhuangzi’s thought. The following reading of Zhuangzi is based mainly on the “Inner Chapters.” When I quote from the “Outer Chapters” and the “Mixed Chapters,” I introduce the quotation with “the Zhuangzi says” as opposed to “Zhuangzi says.” I do believe, however, that all the passages I use from the later chapters elucidate Zhuangzi’s thought from a position identical with or very close to his own. In these cases the Zhuangzi is the first and best commentary on Zhuangzi." (Eske Møllgaard 2007, An introduction to Daoist thought: Action, Language, and Ethics in Zhuangzi. Hst 1 Kindle Loc 388-411)
A certain number of writings referenced in the Outer Chapters preserve records of Zhuangzi himself along with several notes about his deeds and actions handed down by his disciples. The Outer Chapters all reflect the various ideas of the Zhuangzi school. The text’s interesting and charming composition is full of far-reaching implications. There are many examples in which the Outer Chapters expand on ideas and subjects introduced in the Inner Chapters. (Chen Guoying 2016 The philosophy of live, p81)
"The Jixia Academy during the Warring States period (475–221 BCE) was a kind of ancient ‘think tank’. Some of the teachers there were intellectuals who filled bureaucratic positions, others were literate descendants of knights whose smaller domains had been conquered by the rulers of the state of Qi. There were also present at Jixia practitioners of techniques and arts of the dao from the states of Yan and Qi. [...]. According to the Records of the Historian by Sima Qian (145–90 BCE), during the reign of King Xuan (319–309 BCE) 76 teachers were given comfortable living quarters in the capital city of Linzi next to the Ji gate (thus the name Jixia).
The intellectual exchanges at the Jixia Academy lasted for about 100 years and the Records of the Historian tells us the names of 17 teachers who were there during that long period, including Zou Yan (305–240 BCE), the systematizer of Five Phase cosmology, and Zhuang Zhou (c. 365–290 BCE), the person associated with the earliest materials in the Zhuangzi. Many of the names given by Sima Qian are associated with the lineage known as Huang-Lao Daoism. The great Confucian thinkers Mengzi (372–289 BCE) and Xunzi (310–220 BCE) were also associated with the Jixia Academy. If all this is taken as accurate, it is possible that Mengzi, Zhuang Zhou and Zou Yan could have overlapped at Jixia, and Xunzi might have been there at the same time as a young student before later returning as a master himself (Records of the Historian 46/10b; 74/4a, 2–6)." Littlejohn 2009, hst 2 par 1, kindle loc 284/285).
Ik kan de claim dat Zhuang Zhou deel uitmaakt van de Jixia academy niet verifiëren. De vertaling van hoofdstuk 46 van de shiji is nog niet verschenen.
Kjellberg schrijft: It is unlikely that Xunzi learned of Zhuangzi's ideas through direct contact, however, since no mention is made anywhere in the literature of Zhuangzi's having visited the Jixia Academy where Xunzi was at this time, nor does it seem in keeping with Zhuangzi's general iconoclasm to have participated in such a respectable organization. (Kjellberg 1994 Zhuangzi and skepticism -dissertatie- p 176).
Michael Nylan heeft zo haar bedenkingen bij het bestaan van de Jixia academy:
"As historian, I must register my growing dismay at the speed with which entirely fictitious events, institutions, and people are being touted as fully “historical” to the general reading public, sometimes by their advocates at prestigious institutions. For example, in the last decade or so, quite a few academics have begun to portray a pre-Qin “Jixia Academy (稷下學宮)” as some Eastern equivalent to the well-attested Academies associated with Plato and Aristotle in Athens. Over a two-year period, before giving up, I tracked thirty articles in Chinese, and nearly the same number in Korean and Japanese devoted to this subject. I know of at least one lengthy book in English built up from precisely four early citations, each no more than ten characters long, and none using any term approximating “academician,” “academy,” or “teaching” in relation to Jixia. One citation does tell us that experts gathered at Jixia (who knows how many and when), but they tended to be military men. Nonetheless, the enthusiasts claim that at Jixia, in the pre-unification state of Qi, either for “one brief shining moment” or for “half a millennium” (the advocates are not sure), there was a “golden age of intellectual creativity” spawned by “an academic community” where “the proponents of Confucianism, Daoism, Mohism, Legalism, and other doctrines debated key points, gained a sense of self-worth, and set in motion the major philosophical discourses we know today.” These early proponents, we are told, participated in the “first permanent organizations of higher learning.”
From a historian’s point of view, the problems with such latter-day “reconstructions” are manifest; they include the following: (1) it is not clear what institutions, if any, were ever set up at Jixia, and whether the Jixia institutions, if they even existed, were long-lasting; thus it is entirely possible that what some now reconstruct as an “academy” consisted of nothing more than a guest house for clients who showed up on an irregular, ad hoc basis; (2) it is not clear who can be associated with Jixia, since the “masters” who supposedly assembled at the state of Qi are listed not as “members of schools,” but as individual experts and various lists of those experts at Jixia (not long) don’t include the same people; (3) it is equally far from clear that we can relate Jixia to any later “institutions of higher learning,” since nothing is known of a possible curriculum, roster of teachers, or legacies to Qin and Western Han. Finally, it is hard to see how any of the figures recently associated with Jixia—the Confucian thinker Xunzi chief among them—can be neatly retrofitted as pre-figurations of modern “intellectuals” (as noted below). Thus the so-called memory of Jixia (celebrated since 1989 for its alleged promotion of “universal values,” “academic freedom,” and “the spirit of free inquiry”) is nothing more than an invented memory underwritten by a nationalistic determination to supply China with its own Axial Age. (Nylan 2016 in: Tan, Sor-Hoon, red. The Bloomsbury research handbook of Chinese Philosophy Methodologies p95)
- In 2015 reageerde Liu Xiaogan in een voetnoot: "Klein’s work is serious and based on a broad survey of related literature. However, her hypothesis is still essentially based on skepticism and questions, instead of positive new evidence (..)" p135n1.
- Karine Defoort was over deze afservering in een voetnoot zeer ontstemd en schreef:
"exactly one footnote is explicitly dedicated to a presentation and discussion Klein’s work (Liu 2015: 131 n1). Considering the undermining potential of her findings, I believe that one possible
reason for this scant treatment is theory- induced blindness and emotional rejection. liu’s insistence on theories and naked facts only strengthen this suspicion".(Mental Fasting in the Study of Chinese Philosophy: Liu Xiaogan versus Esther Klein in Problemos 2016).
- In de Dao Companion to the Philosophy of the Zhuangzi uit 2022 werkt Esther Klein haar standpunten verder uit (hoofdstuk 2 Early Chinese Textual Culture and the Zhuangzi Anthology: An Alternative Model for Authorship).
And who is this Zhuangzi? Nietzsche once remarked that it would be hard for future generations to believe that the skeptical humanist of his Human, All Too Human was the same writer as the poetic visionary of his Thus Spoke Zarathustra, so disparate did they seem in both style and content, in spite of being written only a few years apart and by the same person. It can happen.
And a soul capable of such capaciousness and inner tension and mastery of that inner tension, able even to play with that inner tension, would be no small matter, not a figure we should lightly let slip from the profile of the world’s possibilities.
Let us imagine this Zhuangzi, and let us imagine the book created by this Zhuangzi as a single carefully crafted journey designed to seduce, unsettle, educate, and enchant the reader, to express an intricate worldview in all its facets, an argument and a trajectory of thinking that wends through all relevant sides to fully express its one complex thought" (Ziporyn 2020, Zhuangzi the Complete Writings p xii)
Zo iemand zou een gruwel voor onze maatschappij zijn: het gerecht, de school, de inrichting, de gesprekken zouden hem tot vreemde maken: wie verdraagt zonder schaamte de tegenspraak?
Welnu, deze antiheld bestaat: het is de lezer van een tekst op het moment dat hij zijn plezier beleeft. Op dat ogenblik kantelt de oude bijbelse mythe, de spraakverwarring is niet langer een straf, het subject komt tot genot door de gemeenschap van talen, die zij aan zij werken: de tekst van plezier is een gelukkig Babel. (Roland Barthes 1986 Het plezier van de Tekst, vertaling Frans van den Pol)
Zie verder Barthes: het plezier van tekst op de website Het plezier van de tekst
Literatuur
Hieronder kunt u een selectie maken van de verschillende publicatievormen en de taal. Ik beperk me tot vier taalgebieden (Nederlands, Engels, Frans en Duits). De meeste literatuur is overigens engelstalig. U kunt bij teksttype ook apart de vertalingen selecteren en U kunt desgewenst ook een specifieke auteur zoeken.
Boeken 1 tot 20 van de 20
Barnwell, Scott A. (2012). Zhuangzi ??. *.
Ook online.
Bumbacher, Stephan Peter (2018). Ge Hong's Zhuang zi. Asiatische Studien - Études Asiatiques, Vol. Vol 72 nr 4 p 1021-1 *.
--- (2016). Reconstructing the Zhuang zi: Preliminary Considerations. Asiatische Studien - Études Asiatiques, Vol. Vol 70 nr 3 p611-674 *.Chai, David (2006). Authorship, Editorship, And Commentatorship of the Zhuangzi: With an illustration of the Qiwulun chapter. *
Master scriptie
Defoort, Carine (2016). Mental Fasting in the Study of Chinese Philosophy: Liu Xiaogan versus Esther Klein. *
Online ISSN 2424-6158 Problemos.
Ook online.
Fraser, Chris (1994). review Classifying the Zhuangzi Chapters by Liu Xiaogan. Asian Philosophy, 7 (2)
Ook online.
Graham, Angus Charles (1980). How Much of Chuang Tzu Did Chuang Tzu Write?. A Companion to Angus C. Graham's Zhuang Tzu, Vol. Hst 2, pag. 58-103. *
oorspr verschenen in: Studies in Classical Chinese Thought, ed. Rosemont and Schwartz, 1980.
Hoffert, Brian (2001). Chuang Tzu The Evolution of a Taoist Classic. Harvard University Asia Center. *
Klein, Esther (2018). Reading the Zhuangzi anthology. Having a Word with Angus Graham, Vol. Hst 1 *.
--- (2011). Were there Inner Chapters in the Warring States?: A New Examination of Evidence about the Zhuangzi. T'Oung Pao, Vol. 96 (4) *.Ook online.
Kohn, Livia (1996). Classifying the Zhuangzi Chapters by Liu Xiaogan and Williams E. savage. T'Oung Pao, Vol. 46 No.3 pp.420-
Liu, Xiaogan (2018). Reflections on textual Analysis in the Post-Graham Era. In Carine Defoort, Having a Word with Angus Graham hst 2 *. SUNY Press
--- (1994). Classifying the Zhuangzi Chapters. *herdruk 2003 ISBN 978-0892641642. Open access 2020: zie link hierboven. Oorspronkelijke uitgave in Chinees 1987.
ISBN13: 978-0892641062
Ook online.
Lynn, Richard John (2012). review Stratifying Zhuangzi by David McCraw. Journal of Chinese Studies, No. 54
McCraw, David (2010). Stratifying Zhuangzi: Rhyme and Other Quantitative Evidence. Taiwan Institute of Linguistics.
ISBN13: 978-9860250169
Rand, Christopher (1983). Chuang Tzu: Text and Substance. Journal of Chinese Religions, Vol. Vol 11 p5-58 *.
Meer informatie...
Roth, Harold D. (1994). Redaction Criticism and the Early History of Taoism. Early China, Vol. 19, pag. 1-46. *.
--- (1993). Chuang tzu. In Michael Loewe, Early Chinese Texts p 56-66 *. Society for the Study of Early China--- (1991). Who compiled the Chuang Tzu. Chinese Texts and Philosophical Contexts, Vol. Hst 5, pag. 79-128. *.Tao, Jiang (2016). The Problem of Authorship and the Project of Chinese Philosophy: ZHUANG Zhou and the Zhuangzi between Sinology and Philosophy in the Western Academy. Dao, Vol. Vol 15 p 35-55 *.
Ook online.
Boeken 1 tot 20 van de 20