start > klassieke teksten > verdieping > notitie
Ruan Ji - eerste gedicht
werk in ontwikkeling
A. Bronteksten
Ruan Ji - Gedicht nr 1
Ruan Ji - gedicht I
Nederlandse vertaling Wilt Idema:
Uit: Gedichten over mijn diepste gevoelens
I
Te middernacht kan ik de slaap niet vatten,
Sta op, zit neer en doe de citer klinken.
Door dunne klamboes schijnt de klare maan,
Een frisse wind waait door mijn boezemkleed.
Voorbij het veld roept een verweesde gans,
Klimmende vogels krijsen bij het noordbos.
'k Loop heen en weer - wat zal ik nog beleven?
Door zorg vervuld, alleen, gewond van hart.
(bron Idema, Wilt L. (2021) Dertig eeuwen Chinese Poëzie, p174; -- Spiegel van de klassieke Chinese poëzie (1991), p182)
-----
Engelse vertaling David Holzman:
1
It is the middle of the night and I cannot sleep;
I sit up to strum my singing zither.
My thin curtains reflect the shining moon;
A pure breeze blows against my breast.
In the distant moors a solitary wild goose cries,
As swooping birds sing in the northern wood.
Back and forth I pace: what more is there to see?
Sad thoughts wring my lonely heart.
(bron: Holzman, David (1976). Poetry and Politics: The life and works of Juan Chi (A.D. 210-263) , p.229)
-----
Engelse vertaling David Owen:
1
I could not get to sleep at night,
I sat up and plucked my zither.
The thin curtain gave the image of the bright moon,
a cool breeze blew on the folds of my robes.
A lone swan cried out in the wilds,
winging birds sang in the woods to the north.
I paced about, what might I see? —
anxious thoughts wounded my heart alone.
(bron: Owen, Stephen & Swartz, Wendy (2017). The Poetry of Ruan Ji and Xi Kang, p27)
Anoniem - Negentien oude gedichten XIX
Negentien oude gedichten
Nederlands vertaling Wilt Idema:
Uit: de Negentien oude gedichten
XIX
De volle maan schijnt o zo klaar, zo klaar!
Het licht valt door mijn zijden bedgordijnen.
Van zorgen en verdriet kan ik niet slapen,
Pak kleren en sta op en loop wat rond.
Al heten verre reizen een genoegen,
Het liefste ging ik snel naar huis terug.
Ik loop de deur uit, wandel heen en weer -
Aan wie zeg ik mijn zorgen en verlangen?
Ik strek mijn nek, ga weer mijn kamer binnen
En tranen vallen neer op mijn gewaad.
(bron Idema, Wilt L. (2021) Dertig eeuwen Chinese Poëzie, p141; -- Spiegel van de klassieke Chinese poëzie (1991), p144)
Wang Can - Zevenvoudig smart II
Wang Can - Zevenvoudige smart II - Qī āi shī
Nederlandse vertaling Wilt Idema:
Zevenvoudige smart
II
De Jing en Man zijn niet mijn streek van herkomst
Maar waarom hier dan toch zo lang gebleven?
De brede boot vaart in tegen de stroom,
De ondergaande zon bedroeft mijn hart. (4)
Op berg en hoogte valt het laatste licht,
Langs rots en helling groeit de zware schaduw.
De vossen keren haastig naar hun holen,
De vogels vliegen naar hun oude bos. (8)
Stromende golven wekken klare klanken
En aap en gibbon schreeuwen op de oever.
De snelle wind beweegt mijn rok en mouwen,
De blanke dauw doordrenkt mijn boezemkleed. (12)
En ’s nachts alleen kan ik de slaap niet vatten,
Ik sla mijn kleren om en streel de citer.
Snaren en hout, ontroerd door mijn gevoelens,
Slaken vanwege mij de droefste tonen. (16)
Dit heimwee kent geen einde en geen toppunt,
De pijn van zo'n verdriet is niet te dragen!
(bron Idema, Wilt L. (2021) Dertig eeuwen Chinese Poëzie, p153; -- Spiegel van de klassieke Chinese poëzie (1991), p168)
-----
Engelse vertaling van Ronald C. Miao:
Ch'i-ai shih (no. 2)
The land of the Ching tribes is not my home.
Why have I stayed here so long ?
Side by side, boats sail upstream on the Yangtze
The sun sets, twilight touches my thoughts. (4)
On the mountain ridge there is an afterglow.
On the rocky slopes the deep shadows lengthen.
Foxes scamper into their dens,
Soaring birds hover above their wooded nests; (8)
Rippling waters stir fresh echoes,
Monkeys whimper above the shore.
A brisk wind blows against my sleeves,
Silvery dew moistens my lapel. (12)
In the lonely night I cannot sleep,
Gathering my robe I rise to pluck the zither.
Silk strings on t'ung-wood answer my mood,
A sad melody echoes in response. (16)
A stranded traveler has no hope to break away,
And melancholy thoughts are strong and hard to bear !
(bron: Miao, Ronald C. (1982) Early medieval Chinese Poetry, p145)
------
Engelse vertaling Hans Frankel:
Seven: Grief
The barbarian land of Ching is not my home,
Why tarry any longer?
The double boat sails up the Great River,
The sunset saddens my heart. (4)
On mountain ridges brightness lingers,
On steep slopes the darkness grows.
Foxes run to their caves,
Birds fly home to their forests. (8)
Flowing waves make a clear sound,
Monkeys and apes cry on the banks.
A swift wind brushes the sleeves of my robe,
White dew moistens my collar. (12)
Alone at night I cannot sleep,
Straightening my clothes, I rise to play the zither.
The silk strings and t’ung wood have human feelings,
For my sake they emit sad sounds. (16)
Traveling without end,
Sad thoughts are heavy, hard to bear.
(Bron: Frankel, Hans(1976) The flowering Plum and the Palace Lady - Interpretation of Chinese Poetry, p28)
Cao Zhi - Zonder titel nr 1
Cao Zhi - Zonder titel I
Nederlandse vertaling Wilt Idema:
Uit: zonder titel
I
Het hoog terras: steeds waait een droeve wind,
De ochtendzon beschijnt het noorderwoud.
Tienduizend mijlen ver is mijn geliefde -
Rivier en meer zijn o zo wijd en diep!
Hoe kan de brede boot hem daar bereiken?
De smart van scheiding - niet om uit te houden!
Een gans alleen vliegt over naar het zuiden,
Boven de hof weerklinkt haar lange klacht.
Ik hef het hoofd, verlang naar hem daarginds,
En wil aan haar een boodschap toevertrouwen.
Haar vorm en schaduw zijn opeens verdwenen
En heengevlogen wondt ze mij het hart.
(bron Idema, Wilt L. (2021) Dertig eeuwen Chinese Poëzie, p165; -- Spiegel van de klassieke Chinese poëzie (1991), p179)
-------
Engelse vertaling Robert Joe Cutter:
4.6 Unclassified Poem, No. 1
On the high terrace there is much sad wind,
The morning sun shines on the northern woods.
That man is a myriad li away,
And the rivers and lakes are distant and deep.
How can my doubleboat reach all the way there?
Feelings of parting are surely hard to bear.
A lone wildgoose flies wandering south;
Passing the courtyard, it gives a long mournful cry.
I lift my head, worried, yearning for the one far away;
I wish to ask the wildgoose to convey a message.
But its silhouette suddenly disappears,
Its swift flight breaking my heart.
(Bron: Cutter, Robert Joe (2021) The Poetry of Cao Zhi, p149
Cao Pi - Een Yan lied
Cao Pi - Een Yan lied
Nederlandse vertaling Wilt Idema:
Een Yan-lied
De najaarswind huilt troosteloos, de atmosfeer is guur,
De bomen werden kaal, de dauw veranderde in rijp.
De zwaluwen zijn heen gegaan, de ganzen trekken zuidwaarts -
Ik denk aan u, zo ver van huis: verlangen breekt mijn hart! (4)
Verlangende naar huis, vol heimwee naar het oude dorp -
Waarom blijft u dan toch zo lang in vreemde streken toeven?
Verlaten en alleen waak ik in onze lege kamer:
Ik treur en ik verlang naar u, ik durf u niet vergeten! (8)
Mijn tranen vallen ongemerkt, doorweken mijn gewaad.
Ik neem de citer, roer de snaren, helder gestemd in shang.
Door mijn gesmoorde stem kan ik het korte lied niet rekken!
De volle maan straalt klaar zo klaar, het licht valt op mijn bed, (12)
De Sterrenstroom vliet westwaarts heen, nog altijd duurt de nacht.
Van verre staren naar elkaar de Herder en de Weefster-
Hoe werd hun Brug over de Stroom bepaald op éénmaal ’s jaars?
(Bron: Idema, Wilt L. (2021) Dertig eeuwen Chinese Poëzie, p159; -- Spiegel van de klassieke Chinese poëzie (1991), p174)
B. Notitie
Deze notitie is bespreking van het eerste gedicht van Ruan Ji uit zijn reeks Gedichten over mijn diepste gevoelens - Yonghuai Shi (詠懷詩).
1. Inleiding
Het eerste gedicht uit Ruan Ji's collectie van tweeëntachtig introspectieve gedichten, is het meest bestudeerde en vaakst opgenomen gedicht in bloemlezingen. Wat critici eeuwenlang heeft gefascineerd, is de diepte van de gedachten en gevoelens, evenals de raadselachtige dubbelzinnigheden. (Cai Zong-qi 1993 p47)
Er is veel kritiek en onenigheid over de vraag of dit gedicht moet worden gezien als een soort samenvattende uitspraak voor de hele collectie. Dit vanwege zijn positie als eerste gedicht. Maar de geleerden zijn wel eensgezind als het gaat om de vraag of het gedicht een goed voorbeeld is van de grote vaardigheid van Juan Ri als dichter: "Gevoel en scène zijn samengesmolten, de impliciete betekenis is eindeloos en de smaak van zijn betekenis is onuitputtelijk." Hoe bekend het ook is geworden door latere imitators, Ruan's "stimulerende beeldspraak (xing xiang) blijft altijd fris en zal nooit in het minst worden aangetast." (Pauline Yue p134) 4.
Het thema van dit gedicht is overigens in het geheel niet nieuw. Het is stevig geworteld in een gevestigde "slapeloosheidstraditie" van gekwelde, slapeloze dichters die opstaan om op hun citers te spelen. Nieuw is wel dat Ruan Ji niet de bron van zijn onrust benoemd, zoals het reizen, de scheiding en de bezorgdheid over de sterfelijkheid die de auteurs van de "Negentien Oude Gedichten" bezighielden. Er is geen inleidend samenvattend couplet om de lezer te oriënteren (Pauline Yue 1987 p134).
Het gedicht luidt, in de vertaling van Wilt Idema, als volgt:
1 | 夜中不能寐, | Te middernacht kan ik de slaap niet vatten, |
2 | 起坐彈鳴琴。 | Sta op, zit neer en doe de citer klinken. |
3 | 薄帷鑒明月, | Door dunne klamboes schijnt de klare maan, |
4 | 清風吹我襟。 | Een frisse wind waait door mijn boezemkleed. |
5 | 孤鴻號外野, | Voorbij het veld roept een verweesde gans, |
6 | 翔鳥鳴北林。 | Klimmende vogels krijsen bij het noordbos. |
7 | 徘徊將何見, | 'k Loop heen en weer - wat zal ik nog beleven? |
8 | 憂思獨傷心。 | Door zorg vervuld, alleen, gewond van hart. |
Zie voor andere (Engelse) vertalingen hierboven onder A.
2. De eerste twee coupletten (regel 1-4)
Ter vergelijk geef ik ook de vertaling van David Holzman:
I sit up to strum my singing zither.
My thin curtains reflect the shining moon;
A pure breeze blows against my breast.
(regel 1-4; David Holzman 1976 p229)
2.1 Geworteld in de traditie
Het gedicht past in de traditie van gekwelde, slapeloze dichters. De slapeloosheid vinden we bijvoorbeeld terug in een gedicht van Wang Can 王粲 (177-217), een dichter uit de Late Han periode en een van de zeven meesters van Jianan 1.
De blanke dauw doordrenkt mijn boezemkleed.
En ’s nachts alleen kan ik de slaap niet vatten,
Ik sla mijn kleren om en streel de citer.
(Qi'ai shi 七哀詩), gedicht II regel 11-14; vertaling Wilt Idema)
Het tweede couplet van bovenstaand fragment valt nagenoeg samen met de het eerste couplet van Ruan Ji. De lezers van toen zouden deze verwijzing onmiddellijk herkennen. (Holzman p229).
Het hele gedicht zal ook geïnspireerd zijn door de eerste vier regels van het laatste van de 'Negentien Oude Gedichten (古詩十九首 Gushi shijiu shou':
Terwijl hij schijnt op mijn gaas bedgordijnen.
Verdrietig en angstig, ik kan niet slapen;
Ik pak mijn gewaad bijeen en sta op om heen en weer te lopen.
(Gedicht XIX regel 1-4 ; Idema Spiegel p144)
De tekstuele toespelingen in de twee openingsregels kunnen we opzichtig of zelfs clichématig noemen. De daaropvolgende regels worden subtieler (Holzman).
2.2. De klare maan en frisse wind
Wat banaal en puur traditioneel lijkt, blijkt bij nader inzien rijker, aldus Holzman.
Hij heeft in regel 3 het woord jiàn (鑒) vertaald met 'reflect'. Het kan ook worden vertaald met 'see' of 'shine'. Men zou dus kunnen vertalen: 'Ik zie de heldere maan in (of door) de dunne gordijnen', of 'de dunne gordijnen stralen in het heldere maanlicht'.
De gordijnen zijn, zoals we zagen in het citaat uit de 'Negentien Oude Gedichten', bedgordijnen (bó wéi 薄帷 - dunne gordijn, lichte sluier). Chinese bedden waren over het algemeen hemelbedden, omgeven door gordijnen of zelfs afgesloten met geventileerde muren (zoals sommige oude bedden in Bretagne). De gordijnen omringen de dichter dus volledig en lijken bijna een verlengstuk van zijn eigen wezen. Hun dunheid en het feit dat ze weerspiegelen, of dat men er doorheen kan kijken, of dat ze schijnen in het heldere maanlicht, maken ze symbolisch voor de houding van de dichter tegenover de natuur en de buitenwereld. Ze tonen zijn scherpe bewustzijn van wat er om hem heen gebeurt en een spiegelachtige reactie op wat hij ziet – zijn absolute kwetsbaarheid.
En de volgende regel (regel 4 - A pure breeze blows against my breast) benadrukt deze openheid, terwijl hij de nadruk legt op de 'zuiverheid' van zijn bedoelingen. Hier plaatst Ruan Ji opnieuw een bescheiden barrière tussen zichzelf en de buitenwereld, want het woord jīn (襟) dat Holzman heeft vertaald als 'breast' betekent letterlijk 'de revers of boord van mijn gewaad'.
Pauline Yue vertaalt met: And a cool wind blows my lapels -lapels (revers);
Stephen Owen: a cool breeze blew on the folds of my robes.
Een romantische dichter zou volgens Holzman misschien gezegd hebben: 'bared his bosom to the cold winds' [dat hij 'zijn borst ontblootte voor de koude winden'].
Holzman heeft opzettelijk gekozen voor een vertaling van qīng (清) met 'pure / zuiver' (pure breeze), ondanks het feit dat het vaak 'koel' of 'fris' betekent in combinatie met 'wind' (zoals Idema met 'frisse' en Owen met 'cool' doen).
3. De laatste twee coupletten (regel 5-8)
Ter vergelijk geef ik ook de vertaling van David Holzman:
As swooping birds sing in the northern wood.
Back and forth I pace: what more is there to see?
Sad thoughts wring my lonely heart.
(David Holzman 1976 p229)
3.1 Politieke allegorie
Het gedicht bevat mogelijk ook een aantal verwijzingen naar de politieke realiteit van toen (allegorieën). Commentatoren uit de 8e eeuw (Lui Yen-chi, ca. 700 en Liu Li ca. 720) identificeren bijvoorbeeld de nachtelijke scène (regel 1) met de toenmalige duistere politieke realiteit. De verweesde gans (regel 5) staat voor loyale ambtenaren die vervreemd zijn van het hof, en de krijsende vogels (regel 6) staan voor machtige, intrigante hovelingen.
Holzman werkt dat verder uit (Holzman 1976 p230-231).
De 'eenzame wilde gans' en de 'duikende' (variant: 'noordelijke') 'vogels' suggereren allusies. Vogels maken deel uit van de traditie waarin Juan Chi schrijft, maar in de gedichten van zijn voorgangers zijn het vogels die naar hun 'oude bos' vliegen (Wang Kan, Qī āi shī II regel 8; Idema Spiegel p168) of een 'a swallow who has lost its flock / zwaluw die zijn zwerm heeft verloren' (Cao Rui), en de 'solitary wild goose, swooping alone towards the south / de eenzame wilde gans, die alleen naar het zuiden duikt' [Idema: een Yan lied r3: De zwaluwen zijn heengegaan, de ganzen trekken zuidwaarts (Idema p159 Dertig eeuwen)(Cao Pi 曹丕), symboliseert het verlangen van de dichter om zelf naar huis te 'duiken'. [Idema. idem r4 ik denk aan u, zo ver van huis: verlangen breekt mijn hart].
Hier bij Ruan Ji is een dergelijke symboliek niet mogelijk. De dichter heeft ons niet verteld dat hij in het buitenland is en naar huis wil. Er is niets in deze regels dat suggereert dat de vogels een verlangen naar huis symboliseren. Wat suggereren ze dan?
Het karakter hóng (鴻) dat hier vertaald wordt met 'wild goose / wilde gans' - hóng (鴻) heeft als tweede betekenis 'vast, universal, all-encompassing, magnificent (Kroll p162). De term kan simpelweg, als een bijvoeglijk naamwoord vertaald worden met 'groot'.
Het is over het algemeen het symbool van een soort groot of uitzonderlijk man. Het moet worden geplaatst in dezelfde categorie als de Gele Kranen en Zeevogels uit zijn andere gedichten. Critici zijn verdeeld over hoe deze vogels geïnterpreteerd moeten worden, of beter gezegd, of ze strikt geïnterpreteerd kunnen worden als duidelijke symbolen. De oudste geleerde die ze als duidelijke, contrasterende symbolen ziet is Lü Xiang (fl 723), een van de Wen Xuan-commentatoren:2
Yoshikawa Kojiro (吉川 幸次郎, 1904–1980), een Japanse sinoloog en bekend commentator van de Wen Xuan en de werken van Ruan Ji, onthield zich meestal volledig van een precieze identificatie van politieke allusies. Toch zegt hij hierover dat de 'eenzame wilde gans' een 'symbool van ongeluk in de wereld' is en de 'duikende vogel', 'een symbool van het kwaad in de wereld'.
In de regels 5-6 kunnen we ook een verwijzing lezen naar de vogels die we bij Cao Pi tegenkomen in zijn gedicht 'een Yan lied':
De zwaluwen zijn heen gegaan, de ganzen trekken zuidwaarts -
Ik denk aan u, zo ver van huis: verlangen breekt mijn hart!
Het beeld van de zwaan zien we sterk terug in een gedicht van Cao Zhi, Gedichten Zonder titel nr 1 (regels 7-12):
Boven de hof weerklinkt haar lange klacht.
Ik hef het hoofd, verlang naar hem daarginds,
En wil aan haar een boodschap toevertrouwen.
Haar vorm en schaduw zijn opeens verdwenen
En heengevlogen wondt ze mij het hart.
Het verdwijnen van de vliegende vogels in bovenstaand gedicht geeft het gevoel van verlies weer dat door verschillenden van Cao Zhi's gedichten heen klinkt.
3.2 Het noordbos
Het noordbos / the northern wood kent ook verschillende interpretaties.
Holzman suggereert dat hiermee de keizer wordt bedoeld. Deze bevond zich ritueel ten noorden van zijn onderdanen bevond . Zijn zetel was altijd aan de noordkant van de ontvangstzaal gesitueerd (dit stamt nog uit de vroegste periode van de Chinese beschaving)
In de Shijing lezen we het volgende gedicht in de Nederlandse vertaling uit 1968 van W. Schotman:
De valk schiet schielijk neer
in ’t dichte noorderwoud.
Ik zie mijn heer niet meer,
aan mijn hart knaagt verdriet.
Waarom? Waarom toch, heer?
Vergeet gij mij zozeer? 5
De term 'het noordelijke bos' werd later gebruikt om verdriet mee uit te drukken (bron nog opzoeken)
3.3 Ambiguïteit
Ruan Ji gebruikt hetzelfde woord míng (鳴) voor het gezang van de vogels in regel 6 en dat van zijn luit in regel 2. Holzman vertaalt in beide gevallen het woord 'sing, singing' Hij vindt de overeenkomst opvallend in dit korte gedicht. Zou de duikende vogel Ruan Ji kunnen symboliseren, dicht bij de feitelijke heerser in het 'noordelijke bos'? Moet de vogel (of vogels) 'uit vreugde' zingen?
Holzman stelt zich deze vraag niet om een nieuwe oplossing voor het oude raadsel te presenteren, maar om te laten zien dat Ruan Ji's toespelingen ambigu zijn.
Het lijkt hem onjuist om te proberen deze twee regels te zien als een vorm van manicheïsme tussen de 'goede' en 'slechte' krachten die aan het werk zijn. En toch verwijst Ruan Ji ongetwijfeld naar de politieke omstandigheden van die tijd. Als het al verkeerd is om te proberen deze te nauwkeurig te definiëren in de beeldspraak van dit gedicht, dan is heet nog erger om de politieke achtergrond volledig te negeren.
Het gedicht is suggestief, delicaat en gespannen, en in zijn spookachtige dubbelzinnigheid is het een werkelijk passende inleiding tot de hele reeks, aldus Holzman. Dit ondanks de waarschuwing van de Chinese geleerde Wu Ju-lun (1840-1903) dat zegt dat de tweeëntachtig gedichten het resultaat zijn van Ruan Ji's hele leven. Ze kunnen niet gelezen worden alsof ze in een bepaalde volgorde zijn geschreven.
Hoe je het ook wendt of keert, Ruan Ji's gedicht blijft abstract; zijn standpunt is algemeen en filosofisch. Als de vogels die hij hoort degenen symboliseren die binnen of buiten de gunst van het hof staan, blijven de laatste twee regels hardnekkig abstract: zijn melancholie kan zijn ingegeven door de politieke omstandigheden van destijds, of simpelweg door de vogelgeluiden in de nacht die zijn slapeloosheid vergezellen. Maar het blijft een abstracte Weltschmerz, niet het beperkte, het duidelijk persoonlijke en toevallige heimwee of de teleurstelling die zijn voorgangers inspireerde. (Holzman 1976, p. 232)
4. Rijm
Het gedicht is een zogenoemd pentasyllabisch gedicht, een gedicht met vijf karakters per regel. Meer hierover in de notitie Wǔ yán shī (五言詩) - Pentasyllabische gedichten
Deze gedichten hebben een rijmschema waarin de laatste regel van ieder couplet (van twee regels) rijmt op het voorgaande of volgende couplet.
Dit zien we terug in het gedicht van Ruan Ji.
Het bestaat uit vier coupletten waarvan iedere tweede regel van het couplet rijmt:
regel 2 琴 qín
regel 4 襟 jīn
regel 6 林 lín
regel 8 心 xīn
Dit schema toont opvallende gelijkenis met het gedicht van Wang Can van paragraaf 2.1 hierboven. Het gedicht bestaat uit 8 coupletten. Het rijm gaat als volgt:
yín – xīn – yīn - lín – yín – jīn – qín – yīn - rèn
De Chinese taal is een toontaal en kent vier tonen.6
In het gedicht van Ruan Ji zien we een afwisseling tussen de eerste toon (vlak) en de tweede toon (stijgend).
Tot slot
Tot slot wil ik u de samenvatting die Chatgpt geeft over het gedicht niet onthouden. Na een redelijke uitleg van het gedicht is de conclusie als volgt:
Chatgpt versie GPT-4o mini, geraadpleegd op 2 oktober 2024 (met als vraag: wat weet u van het eerste gedicht van Ruan Ji).
Tot zover. Versie 2 oktober 2024.
Noten
De zeven geleerden zijn Wang Can, Chen Lin, Ruan Yu (阮瑀), Liu Zhen (劉楨), Xu Gan, Ying Chang (應瑒) en Kong Rong.
Ruan Yu was de vader van Ruan Ji, een van de Zeven Wijzen van het Bamboebos.
the Five Officials (Wǔchén jí zhù 五臣集注 ) (Knechtgens 1982 p53
Sima Zhao was een generaal, politicus en regent van de staat Cao Wei
Fang Dongshu (方东树, 1772–1851) was een vooraanstaande Chinese geleerde, literator, en criticus uit de Qing-dynastie. Hij was een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Songxue Pai (宋学派), ook wel de "School van Song-geleerden" genoemd, die zich richtte op de interpretatie en herwaardering van klassieke Confucianistische teksten. Zijn beoordeling van poëzie, zoals die van Ruan Ji, wordt vaak gekenmerkt door aandacht voor de emotionele en morele ondertonen van de teksten. (chatgpt bij gebrek aan beter)
Zie ook wikisource met een online versie van het boek Eminent Chinese of the Ch'ing Period, Volume 1 van Arthur W. Hummel.
7. Tsj'en foeng. De valk
De valk schiet schielijk neer
in ’t dichte noorderwoud.
Ik zie mijn heer niet meer,
aan mijn hart knaagt verdriet.
Waarom? Waarom toch, heer?
Vergeet gij mij zozeer?
De berg heeft machtige eiken,
gevlekte essen ’t dal.
Ik zie mijn heer niet meer,
in mijn hart stierf de vreugde.
Waarom? Waarom toch, heer?
Vergeet gij mij zozeer?
Op de berg bloeit de pruim,
de pereboom in ’t dal.
Ik zie mijn heer niet meer,
mijn hart is als verdoofd.
Waarom, waarom, o, lief,
Vergeet gij mij zozeer?
(Bron:Sji Tsing - het boek der Oden, Kluwer 1969, p 182; vertaald door W. Schotman.
Karlgren M132; Legge W80
Als voorbeeld het woord 'ma'
母 (mā) = moeder / eerste toon (vlak en hoog)
麻 (má) = hennep / tweede toon (stijgend)
馬 (mǎ) = paard / derde toon (dalend stijgend)
罵 (mà) = schelden / vierde toon (dalend)
Literatuur
Hieronder kunt u een selectie maken van de verschillende publicatievormen en de taal. Ik beperk me tot vier taalgebieden (Nederlands, Engels, Frans en Duits). De meeste literatuur is overigens engelstalig. U kunt bij teksttype ook apart de vertalingen selecteren en U kunt desgewenst ook een specifieke auteur zoeken.
Boeken 1 tot 8 van de 8
Cai, Zong-qi (1993). The Symbolic Mode of Presentation in the Poetry of Juan Chi. Chinese Literature: Essays, Articles, Reviews (CLEAR), Vol. 15, pag. 37-56. *.
Cutter, Robert Joe (2021). The Poetry of Cao Zhi. de Gruyter. *
ISBN13: 978-1501515637
Ook online.
Meer informatie...
Frankel, Frans H. (1976). The flowering plum and the palace lady: interpretations of Chinese poetry. Yale University Press.
Ook online.
Meer informatie...
Holzman, Donald (1976). Poetry and Politics: The life and works of Juan Chi (A.D. 210-263). *
Ook online.
Meer informatie...
Idema, Wilt L. (2021). Dertig eeuwen Chinese poëzie: Van 'Het boek der Oden' tot het einde van het keizerrijk.
Herziene en uitgebreide versie van Spiegel van de Klassiek Chinese Poëzie uit 1991
ISBN13: 978-9492754301
Meer informatie...
--- (1991). Spiegel van de klassieke Chinese poëzie. Meulenhoff. *ISBN10: 9029044713
Meer informatie...
Miao, Ronald C. (1982). Early Medieval Chinese Poetry: The Life and Verse of Wang Ts'an. Franz Steiner Verlag. *
Yu, Pauline (1987). The Reading of Imagery in the Chinese Poetic Tradition. Princeton University Press. *
Ook online.
Boeken 1 tot 8 van de 8